HET IS NIET TE GELOVEN

Het is niet te geloven waar ik mij op mijn gezegende leeftijd nog allemaal mee bezig houd. Het is in wezen een soort zoektocht naar een innerlijke vervulling maar aan de buitenkant lijkt het meestal op een waanzinnig rennen van hot naar her op zoek naar een beetje aandacht voor mijn gevoelens.

Ik heb een totaal verkeerde opvoeding gekregen want in principe ben ik enorm intelligent, het is bijna onvoorstelbaar hoe intelligent ik ben en eigenlijk zou ik me daar niet moeten mee bezig houden, met die gevoelens. We moeten ons integendeel aan de arbeid begeven en stieren slachten zodat er vlees op de plank komt voor de vrouwen en de kinderen. En we moeten ons ook bewapenen tegen de vijand want de vijand loert op onze rijkdommen. En we hebben nu eenmaal atoombommen, dus moeten we ze ook af en toe testen, we mogen daar niet kinderachtig in zijn. Maar om mij op dit soort werkelijkheid te kunnen richten ben ik dus helemaal verkeerd opgevoed. Ik mocht van mijn moeder nooit op café vroeger en daardoor heb ik vele fijne ervaringen aan mijn neus zien voorbijgaan en mis ik een aantal sociale en intellectuele vaardigheden die voor een mens noodwendig zijn om zich in deze afschuwelijke rotwereld te handhaven. Zo komt het dat ik slechts flarden kan waarnemen van de waarheid en dat mijn denken, dat zich rechtlijnig zou moeten voortbewegen in de richting van het bevatten van het geheel, telkens opnieuw onderbroken wordt door beelden die ik in mijn hersenen ontwaar en die niets met de werkelijkheid te maken hebben maar die mij toch een hevig gevoel van vervulling plegen te schenken zodat ik deze beelden bijna als de werkelijkheid zelf ga beschouwen en het exacte als een vals gegeven ervaar dat enkel verdriet teweegbrengt en waar ik steeds minder mee wil te maken hebben.
Zo was het bijvoorbeeld onlangs alweer nacht en het woei hevig en ik kwam terug van alweer een feest waarop ik met mijn droevige muil de sfeer grondig had verpest. En ik kwam gelopen langs kledingszaak Babouschka waar ik voor het nachtelijk verlichte uitstalraam een poos wilde verwijlen. In dromen verzonken stond ik in dat warm verlichte hol te loeren. Over een soort cirkelvormige kleerhanger had iemand een doorschijnende zwarte vrouwenonderbroek gespannen met op de meest heilige en strategische plaats een rode vlinder erop geborduurd. Het kon toch niet anders of een aantal mensen van het vrouwelijke geslacht hadden die dag diezelfde slip eens willen passen, was ik aan het denken. Er was bijvoorbeeld eventueel misschien wellicht en hoogstwaarschijnlijk een moeder met haar achttienjarige dochter langs gekomen en die hadden het slipje in het oog gekregen en dan had die moeder gezegd: ‘je moet niet eeuwig van dat saaie witte ondergoed dragen, lievelingtje. Je bent er achttien en nu wordt het tijd om eens wat uitdagender ondergoed te dragen, dat is immers goed voor je zelfvertrouwen, dat heb ik gelezen in dat nieuwe boek van Tiany Kiriloff. Die vrouw, dat is een uitstekend rolmodel voor jou.’ Ja, en die moeder en die dochter die hadden de avond ervoor nog samen naar Tiany’s praatprogramma ‘Open en bloot’ gekeken, zo was het, dat kon niet anders. En vervolgens is dan dat kind een beetje gespeeld nukkig in het pashokje gekropen, samen met haar moesje want die moest haar natuurlijk bijstaan bij het aan- en uitkleden. En toen dat meisje die doorkijkslip met vlinder over haar mollige billen had aangetrokken toen heeft zij zichzelf met rode wangen een aantal ogenblikken lang in de spiegel staan bekijken onder de bewonderende blikken van mammie en de winkeljuffrouw en toen heeft mammie natuurlijk ook eens over die heerlijk verpakte billen van haar dochter gestreeld en tot de winkeljuffrouw gesproken: ‘geeft u er mij zo ook maar één maar dan een maatje groter, alstublieft.’
Kortom, zo ging het er daar voorts nog een tijdje gezellig aan toe. Met dit soort hopeloze beelden in mijn geest moet ik leven. Maar ik beleef er toch af en toe lol aan en God weet dat ik er hoe dan ook vrede mee heb.

LUC DE VOS