OP DE BUS

Ik heb al veel geleerd in mijn leven, en dan voornamelijk hoe het niet moet. Met ouder worden leert men vooral zich niet te laten vangen door verwachtingen en illusies.

Vroeger deed ik niets en wist ik niets en toch kende ik periodes waarin ik een bijna uitzinnige vreugde gevoelde die ontstond uit een lichtgevend baken in mijn ziel dat de hoop was op beterschap. Er waren tijden dat ik helemaal aan de grond zat. Het kon alleen maar beter gaan, dacht ik op die momenten. Enkel de zekerheid dat ik in leven was en jong en dat er dingen konden gebeuren die onvoorstelbaar waren, verschaften mij die hoop en hielden mij op de been. Ik geloofde in mirakels in die tijd. Ik was verstoken van ondeugden zoals cynisme en ironie, en ook heel belangrijk: ik ging niet om met mijn medemensen. Ik had een paar keer een poging daartoe ondernomen. Die momenten staan mij nog steeds voor de geest. Toen ik al een eind in de twintig was ben ik een keer van Wippelgem naar Gent gereden met de bus om er in de Hoogpoort naar het in die tijd onwaarschijnlijk swingende café de Cirque Central te gaan. Dat moet tegen het einde van de jaren tachtig geweest zijn. VTM bestond nog niet en Kid Coco draaide daar platen van Jah Whobble en The Talking Heads. Dat was extreem alternatieve dansmuziek, te vergelijken met de muziek die Tiga of Gus en Lefto tegenwoordig draaien. Het was daar kortom the place to be. In die tijd hadden dj’s wel nog niet de status van superhelden die ze nu hebben, maar toch had Kid Coco echt een naam als alternatieve dj, ik bedoel, het was geen anonieme platendraaier. Misschien stond hij wel aan de bakermat van de moderne dance, historici zullen dit in de toekomst wel uitvogelen. Later is Coco dan commercieel gegaan en er was niemand om hem tegen te houden.
Ik dus naar de Cirque Central met de bus, want ik dacht: ik moet het nu doen, anders is het te laat, straks zit ik op mijn vijftigste nog thuis bij mijn moeder naar de televisie te koekeloeren, gewoon omdat ik niet durf buiten te komen. Ik had voor de goedkoop thuis eerst flink aan de jeneverfles gezeten en toen ik binnen ging in de Cirque voelde ik mijn voorzichtige vrolijkheid al versluierd worden door mijn angst om te gaan stotteren. Misschien hebben de mensen dat al gemerkt maar eigenlijk ben ik een stotteraar. Ik stotterde toen ik klein was en later heb ik dat afgeleerd, maar soms op onbewaakte momenten komt het nog opduiken. In de kelder was er de discotheek waar Coco draaide. Daar stond ik een uur te wachten tot er een mirakel zou gebeuren. Quod non. Wat niet het geval was, wil dat zeggen in het Latijn. Ik ging naar boven naar de bar en bestelde een trappist. Op dat moment kwam er een gast bij mij staan met wie ik nog op de tolkenschool had gezeten. Ik was gebuisd op die school en hij was de slimste van de klas geweest en werkte nu als manager op een kantoor in Brussel. En hij had een BMW gekregen van de zaak, zei hij. Door deze mededeling was ik enigszins van mijn melk. Niet omdat ik afgunstig was op die jongen, integendeel. Ik was alleen diep teleurgesteld in deze wereld waarin alles voortdurend voor de hand lag, de dingen die moesten gebeuren, gebeurden altijd en nooit gebeurde er een keer een mirakel, terwijl ik net iemand was die verwachtte dat er elke seconde een mirakel kon gebeuren. Quod non. Ik kwam alleen mensen tegen die mij niets te bieden hadden.
Ik nam de laatste bus terug naar huis. Aan het Rabot stapte er een meisje op dat naar Evergem moest. Ze droeg een wollen jurkje met daaronder lederen laarzen en ook bezat zij een dikke boezem. Zij plofte neder op de bank naast mij en bij dat nederploffen trilde haar grote boezem wel een tweetal seconden na. Die nacht in mijn bed riep ik in mijn geest steeds weer het natrillen van die boezem onder de wollen stof op, tot ik er op den duur compleet zot van werd. Zo krachtig was dit beeld dat het werkelijker was dan de werkelijkheid. Het was niet waar maar toch was het de waarheid. Ik voelde een diepe vreugde in mijn ziel. Ik deed iets met mijn lichaam wat mensen al eeuwen doen in zulk een omstandigheden. Toen het voorbij was danste de kamer in het maanlicht rondom mij in het rond. Ik tuimelde in een val die mij meesleurde naar diepste krochten van de hel. Ik droomde die nacht dat ik de bus had gemist. Heel de nacht bleef ik die bus achterna hollen en toen ik wakker werd kon ik enkel denken: mensenlief, ik leef nog!
Dat soort toestanden probeer ik, nu ik wat ouder en wijzer ben, te vermijden. Ik verwacht niets. Maar ik hoop alles.

LUC DE VOS