KONING EENOOG

Ik trad binnen in het land der blinden. Dit land bevindt zich in de gemeente Laken, in Brussel, in een vergeten straat niet ver van het paleis van onze vorst.

Het was reeds de derde maal dat ik dit land mocht betreden. Telkens wanneer ik een boek heb geschreven vragen de mensen van de blindenbibliotheek om aldaar mijn boek te komen voorlezen. Mijn stem wordt op een geluidsband opgenomen en op een schijf gebrand en toegevoegd aan de blindenbibliotheek. Slechtziende of blinde mensen kunnen dan deze geluidsdrager uitlenen om er thuis op hun gemak naar te luisteren. Het is werkelijk een gigantisch archief dat vrijwilligers en ook schrijvers zelf daar in de loop der jaren bijeen hebben gesproken. Van de gebroeders Karamazov tot de zielenroerselen van Els De Schepper.
Wanneer ik de lokalen van dit stille oord binnenstap, ervaar ik gevoelens van vervreemding en verwarring. Als bevond ik mij in de donkere stille gangen van een slotklooster waar de regel van stilzwijgen geldt. Men overschrijdt de drempel en plots is men verstoken van elke visualiteit. Men aanschouwt kale muren, waardoor men zich een ogenblik afvraagt: waarom hangt er hier geen kadertje van een landschap of van een droeve clown aan de muur? Maar natuurlijk, zo realiseert men zich reeds na een luttele seconde: kadertjes en schilderijtjes hebben geen enkele zin in het land der blinden. En dan realiseert men zich wat voor een storm aan visualiteit men in de buitenwereld te verwerken krijgt, zodat men op den duur al die de posters en aanplakbrieven en lichtreclames en boodschappen allerhande niet meer merkt. Pas in dit oord krijgt men kijk op de aanslag die dag in dag uit op onze ogen en op ons brein wordt gepleegd. Hier heerst de stilte voor de ogen. De mensen die hier rondlopen stralen een rust uit die niet van deze wereld is. Toen ik er een aantal jaar geleden voor het eerst kwam wilde ik het er eigenlijk meteen op een lopen zetten, zodanig hard verlangden mijn ogen naar overvloed, naar uitbundigheid van beelden en verzadiging en vermaak, naar de vertroosting van het zichtbare. Maar na een korte zwerftocht door de gangen begon mijn geest in een toestand van ascese weg te zakken. Geen enkel geluid drong tot mij door. Nergens klonk muziek. Blijkbaar is er in het land der blinden ook niet meteen behoefte aan achtergrondgeluiden. Wellicht omdat blinde mensen, wanneer zij naar muziek of naar stemmen luisteren, die enkel met volle aandacht van geest en hart tot zich wensen te nemen.
Een boek voorlezen is een lastig karwei. Ik hou het dan ook niet echt lang vol. Andere vrijwilligers doen het een hele dag lang, zonder naar adem te happen. Na drie uur voorlezen hangt mijn tong zowat uit mijn keel en zijn mijn stembanden aan het einde van hun latijn. Daar hebben de mensen van de technische dienst aldaar alle begrip voor. Zij aanhoren mijn gestamel en gestotter en zij zijn tot honderden malen toe bereid de band terug te draaien om een fout van mijnentwege te herstellen en dingen te herhalen, geduldig als monniken. Het werk dat zij uitvoeren heeft inderdaad iets weg van de kopiisten uit de middeleeuwen die in scriptoria jarenlang werkten aan het overschrijven van één enkele bijbel.
Wanneer ik dan terugkeer in de wereld van de zienden, sta ik meestal een aantal minuten eenzaam op het voetpad tegen de wereld aan te kijken, terwijl de grootstad daar in Laken alweer aan mij voorbij raast. En wanneer ik dan thuis kom slaag ik er meestal niet in de radio aan te zetten of de krant te lezen. Ik kijk een ogenblik naar de televisie en het is alsof ik het verleerd ben van naar beelden te kijken. Ik zie alleen flikkeringen. Ik zie mensen bloeden op straat na een aanslag. Ik zie politici met een stropdas aan die iets vertellen dat ongetwijfeld van het aller, allergrootste belang is, iets over een kaakslag voor de Vlamingen. Ik zie lottoballetjes vallen uit een ronddraaiend rad op vrijdag de dertiende. Maar de werkelijke betekenis van die beelden en van al dat gekakel weigert tot de diepere kern van mijn ziel door te dringen.
Ik moest die avond ook een keer iets opzoeken op het internet en ik kwam op een aantal pagina’s terecht die vol stonden met informatie. Allerlei kleuren en schakeringen en ballonen vol met lucht ontploften voor mijn ogen. Ik zag dingen die heen en weer bewogen en een aantal naakte vrouwen en een rode paddestoel vol met witte stippen en van alles en nog wat. Ik sloot de computer af en staarde naar buiten, naar het licht van de ondergaande zon.

LUC DE VOS