DE FIETSENDIEF

Ik heb twee dagen in de Culture Club gezeten. Resultaat: veel interessante, sterke vrouwen ontmoet en veel gratis champagne gekregen van allerlei vriendelijke mensen.

Dat is het voordeel van bekende Vlaming te zijn. Er zijn veel mensen die tegen mij komen zagen, zatte Westvlamingen vooral die mij dan wel gratis champagne trakteren. Dat ze vervolgens een uur of twee hun levensverhaal in mijn oor staan te brullen dat neem ik er gaarne bij. Ik denk altijd wanneer ik naar die mensen sta te luisteren: daar zit een verhaal in voor mijn volgende roman. Maar dat valt tegen. Het leven van de mensen is meestal nog saaier dan het mijne. In het engels zeggen ze: life is hard en then you die. Dat vat het inderdaad kernachtig samen. U wordt geboren, u verkoopt wat miserie hier en daar of in het beste geval trapt u ook nog wat lol en dan is het alweer afgelopen. Makkelijk zat. Het kan bijna niet anders of er moet een leven zijn na dit leven waarin het opperwezen de zinledigheid van dit aardse bestaan aan ons allen zal verklaren. En als dit niet het geval is dan zal ik zeker klacht indienen bij de bevoegde instanties.
Het was op den duur al vijf uur in de ochtend. Er waren een heleboel schone jonge dames aanwezig die mij in het vizier hadden gekregen en die eisten dat ik met hen nog een keer naar de Beestenmarkt ging om er in de 69 cocktails te gaan drinken. Ik kon eerlijk gezegd mijn ogen niet meer open houden. Ik dacht, zijn die nu helemaal zot geworden, wanneer slapen die mensen eigenlijk? Ik zei dat ik nog een keer het sanitair diende te bezoeken en dat ik hen dadelijk ging vervoegen op hun tocht. Op een laffe manier sloop ik echter naar buiten. Het bed dat thuis op mij wachtte leek mij op dat moment het paradijs op aarde. O zoete slaap, liep ik te denken. O Morpheus, god van de narcose, in uw armen zal ik dromen van een heelal waar de liefde in eeuwigheid regeert. Ik liep naar de garageboxen waar mijn fiets geparkeerd stond maar mijn fiets was gestolen. Ik was alweer de enige die met zijn fiets naar de danstempel was gekomen. Mijn fiets stond daar eenzaam te blinken en de fietsendief had geen andere keuze dan mijn fiets te ontvreemden. Mochten er wat meer mensen met de fiets ter discotheek gaan dan had de kans bestaan dat de dief een andere fiets had gestolen, maar dit malafide individu had inderdaad geen keuze.
Nu moest ik langs de hele Afrikalaan te voet naar huis naar de oude stad Gent want mijn geld was op en ik heb sowieso geen mobiel telefoontoestel om een taxi te bellen. En daar ben ik trouwens toch te gierig voor, om een taxi te bellen. Ik kon eerlijk gezegd niet meer op mijn benen staan. Toch vatte ik manmoedig deze geforceerde mars aan. Ik had dat nog een paar keer moeten doen in het leger, met mijn rugzak en met mijn Vigneronmitrailleur in versnelde pas twintig kilometer door de bossen in Duitsland. Vergeleken met dat soort dodentocht was deze nachtelijke wandeling een niemendalletje. Ik begon te stappen, met mijn verstand op nul. Nu ik eraan denk, hoe dikwijls in mijn leven heb ik mijn verstand al niet op nul moeten zetten? Het is om zot te worden. Mijn oude stramme botten deden pijn maar ik zette door. Er passeerden een paar auto’s. Ik deed vruchteloos autostop. Wie ging er nu midden in de nacht een eenzame wandelaar meepakken. Ik zag er ook niet echt fris uit natuurlijk. Ik keek naar de sterrenhemel in de vriesnacht. Ik zag een vallende ster en ik deed een wens. Ik wenste dat de boze fietsendief de volgende dag zou opstaan met een verschrikkelijke etterbuil op zijn neus die enorm zeer deed en dat hij ook de rest van zijn ellendige bestaan aan een chronische ontlastingsziekte zou lijden. Oog op oog, tand om tand, zo oordeelde ik. Ja, aldus oordeelde ik en dat was niet schoon van mij.
Donderdag was er in de Vooruit de benefiet voor de slachtoffers van de tsoenamiramp. Ik mocht daar ook een lied zingen. Ik ben immers zanger van beroep. In de zaal stond ik te kijken naar al die schitterende artiesten die kwamen spelen, gratis en voor niets. Mauro, Barman, de gasten van Das Pop, die poezelige stoeipoes van Bolchi. Allemaal schone jonge mensen. Ik kreeg er de tranen van in mijn ogen. Ik had misschien wat te veel gratis champagne gedronken op dat moment. Ik word daar altijd zo melancholisch van. En ik dacht: zolang er mensen liederen zingen is de wereld nog niet reddeloos verloren. En in een grootmoedige gedachte besloot ik de fietsendief te vergeven voor zijn zonden en schold ik die smeerlap zijn straf kwijt.

LUC DE VOS