L’ UNION FAIT LA FORCE

Ik heb ooit een keer twee meisjes uit Canada wijsgemaakt dat ik Arno was. Ja, zo wanhopig was ik. Ik heb een triestig leven gehad vroeger. De mensen begrijpen dat niet.

Het geschiedde in het jaar 1984, twintig jaar geleden. Ik was net gebuisd op de tolkenschool. Met de moed der wanhoop had ik het nog volgehouden tot in het tweede jaar. Maar dan was mijn bobijn op. Al die rotcursussen van economie en grammatica. Het ging mijn verstand eerlijk gezegd te boven. Ik wil trouwens van hieruit al die studenten en studentinnen mijn medeleven verklaren. Houdt moed, goede kinderen, in deze moeilijke tijden. Ik denk heel veel aan u. Mijn hart doet zeer en ik heb buikpijn in uw plaats. Denk aan mij, in al uw wanhoop, ik was vroeger nog wanhopiger dan u. Want ik wist niet waarin of waaruit. De RVA stuurde mij al direct naar Brussel naar een reisbureau dat op zoek was naar telefonistes en waar ze mij natuurlijk niet moesten hebben. Ik was er met mijn Renault4 heen gereden. Ik had geen autoradio maar wel een versleten cassetterecordertje waar ik de hele tijd die ene cassette van TC Matic mee draaide. Ik was in die tijd zot van Tc Matic en ik wilde eigenlijk maar een ding: popmuzikant worden en net als Arno een wereldster zijn in België. Maar hoe moest ik dat in godsnaam aan boord leggen? Ik was 21 jaar, ik was een gebuisde student en ik was ten dode bedroefd omdat niemand mij graag zag. Ik was in wezen een verworpene.
Maar jongens, niet getreurd! Ik leefde immers nog. Er kon nog van alles gebeuren in mijn leven. Ik vind, men mag nooit de moed laten zakken en met opgeheven hoofd dient men zich te verweren tegen de pijlen en slingers van een uitzinnig lot.
Ik besloot een keer een uitstap te doen daar in Brussel, nu ik er toch was. Ik was eigenlijk nog nooit in Brussel geweest. Behalve een keer toen ik een kleuter was. Met mijn moeder naar het koninklijk paleis. Maar het toeristische centrum kende ik niet. Ik had nog nooit Manneken Pis gezien. Ik reed met mijn auto naar de Grote Markt. In die tijd mocht men daar nog parkeren. Ik richtte mijn schreden naar het beroemde beeldje van het plassende mannetje. Het stond daar op zijn straathoek, bijna onopvallend. Mochten er geen toeristen hebben gestaan dan was ik er voorbij gelopen. Zoiets onnozels had ik nog nooit gezien. En daar kwamen ze dan van over heel de wereld naar staan gapen. De mensen zijn toch helemaal zot, stond ik te denken. Ik ging mijns weegs terug naar huis, terug naar moeder want die had vis gebakken tegen vanavond.
Op de Grote Markt stonden er naast mijn R4 twee meisjes met een kaart in hun handen. Toen ik in mijn auto wilde stappen vroegen ze mij in het Frans waar Manneken Pis was. Ik zei, met alle moed der wanhoop die ik in mij had, en in mijn beste Frans: ‘geachte juffrouwen, ik reed er net naartoe met mijn wagen, ik zal u meenemen, stap maar in.’ En ja, ze reden mee.
Ik begon te rijden door de kleine straatjes. Ik moest een enorme omweg maken langs de Boulevard Anspach. Ik zweette als een rund. Ik wist niet meteen wat te vertellen. Gelukkig begonnen de meisjes een gesprek. Het waren geen topmodellen maar ze mochten er wel zijn. Ze zagen er eerlijk gezegd nogal rond en mollig uit. Ze bleken uit Canada te komen. Ze vroegen wat ik deed in het dagelijkse leven. Ik kon nu toch moeilijk antwoorden: ik ben een gebuisde student en ik weet echt niet van welk hout pijlen maken.
‘Je suis chanteur,’ zei ik.
‘Vraiment?’
‘Oui, oui, je vais vous laisser écouter ma musique.’
Ik duwde op ‘play’ van mijn cassetterecorder. Daar weerklonk L’union fait la force van good old Tc Matic. Ik kende heel die cassette rats van buiten en ik kon ook de schuurpapieren stem van Arno perfect nabootsen. Ik zong het hele liedje mee. De meisjes waren er mee weg, ik zweer het u. Het was dan ook een perfecte imitatie. Het rare was, ik geloofde het daar en toen eigenlijk zelf dat ik Arno was, dat ik de zanger was van de beste popgroep van België. Die zelfbegoocheling moet toch wel een aantal ogenblikken mijn geest in haar greep hebben gehad. Ik keerde terug naar de rauwe werkelijkheid. Nooit zou ik popzanger worden, dat was voor mensen die vrienden hadden, mensen die met andere mensen durfden te praten.
Ik dropte de meisjes af bij Manneken Pis. Diende ik hen nu in het kader van de eerlijkheid te vertellen dat ik die zanger niet was, dat het een illusie was? Ik twijfelde nog een ogenblik. Maar uiteindelijk liet ik hen in de waan en ik reed terug naar huis, een onzekere toekomst tegemoet.

LUC DE VOS