DE LIEFDE OVERWINT ALLES

Ik wil hier zeker de vreugde rond het liefdesfeest van Valentijn niet verstoren maar voor veel eenzame mensen is Valentijn een kwelling. Gelukkig ken ik zelf niet veel eenzame mensen. Ik vind eenzame mensen zo dood en doodvermoeiend met hun eeuwige gemekker.

Vroeger was ik ook eenzaam maar ik werkte de gelukkige mensen daar alleen maar mee op hun zenuwen. Toen ben ik daar gemakshalve maar van af gestapt, van dat eenzaam zijn.
Ik liep gisteren mijn maat Rocky tegen het lijf en het eerste wat hij tegen mij zei was: ‘luister Vos, het is beter om gelukkig en rijk te zijn dan arm en ongelukkig.’
Ik dacht eerst dat het om een mop ging. Iets verkondigen wat voor de hand ligt kan in veel gevallen een komisch effect hebben. Maar toen ik Rocky in huilen zag uitbarsten stapte ik af van die gedachte.
Het kwam er allemaal uit in één gulp: ‘Vos, de pijn die door mijn maag scheurt en mijn hersenen verlamt! Ik kan niet helder meer denken, laat staan eten en drinken. En op mijn werk op de bureau van het stad Gent gaan ze mij buiten smijten hebben ze gezegd als ik zo blijf zitten treuren.’
‘En hoe heet ze?,’ vroeg ik.
‘Sabrina is haar naam maar ik noem haar Bambi omdat ze reeënoogjes heeft en een reeënnekje. Ik wil haar bezitten en zij wenst dat niet.’
Toen smeet Rocky zich ter aarde en gooide zand en dorre bladeren over zijn hoofd. Wellicht een ietwat overdreven reactie.
Nu wilde ik als goede vriend hem enige woorden van vertroosting schenken. Woorden in de orde van: kom jongen, het is allemaal niet zo erg, gij zult het allemaal snel vergeten zijn, zulke dingen slijten, er bestaan heteroseksuele vrouwen genoeg op de wereld voor zulk een fijne rechtvaardige heteroseksueel zoals gij.
Dat soort woorden kon ik gesproken hebben. Maar een dwingend en ijskoud zoemen in mijn hersenpan weerhield mij daarvan.
Ik wist wat Rocky nu meemaakte. Ik wist waar hij doorheen moest. Voor hem konden troost noch hulp baten. Al heb ik de gave der profetieën, zo schrijft de apostel Paulus in zijn beroemde brief aan de Korintiërs, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet, als ik de liefde niet heb, ben ik niets. En al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood, als ik de liefde niet heb baat het mij niets. Voor één keer moet ik Paulus hier gelijk geven. Rocky was niets op dit moment. Hij was een onaanraakbare nu, een paria, iemand die gebroken was. Misschien zou later inderdaad nog alles goed komen. Maar nu was de liefde hem ontglipt en was niets in de wereld nog van tel.
Hoe vaak had ik zelf niet, op vleugels van verlangen rusteloos reizend, de bus genomen naar plekken waar ik iemand diende te ontmoeten, per ongeluk expres, mijn ziel vervuld van hoop. En overal ving ik bot. Misschien lag het wel aan mij. Ja, het zal aan mij gelegen hebben. Ik was een doodbrave en rechtvaardige jongen die het ook allemaal niet zo goed kon uitleggen. In mijn tijd hadden de jonge vrouwen liever iemand die het wel allemaal goed kon uitleggen. Of die gasten nu doodbraaf en rechtvaardig waren, dat deed er verder niet toe.
Op den duur was ik door het leven zo murw gebeukt dat zich van lieverlee een helder inzicht aan mij begon op te dringen: het was de liefde zelf die niet rechtvaardig was maar eerder blind. Hoe kon het anders dat een goede en rechtvaardige jongen zoals ik zoveel hartzeer te verduren kreeg. Nu weer, met Valentijn, breekt mijn hart als ik denk aan die eenzame harten die de dolksteken in hun maag voelen branden van alle onvervulde verlangens. Ja jongens, ik lach er niet mee. Op de cover van de Flair van deze week stond er een naakt meisje met een groot rood kussen in de vorm van een hart voor haar heerlijke lijf. En u kon ook een spel dobbelstenen winnen om er een of ander erotisch spel mee te spelen. Mijn gedachten gingen uit naar mensen die dit jaar alweer dit spel niet zouden spelen. En die door het beeld van die jonge vrolijke meid op de voorpagina van dat vrolijke tijdschrift tot stille wanhoop zouden gedreven worden.
Rocky was ondertussen overeind gekrabbeld en stond nog wat na te snikken: ‘boehoe, ik ben verliefd op Bambi en ze moet van mij niet weten.’
Ik nam moedig het woord, tegen beter weten in. ‘Rocky, kom jongen, het is allemaal zo erg niet, gij zult het allemaal snel vergeten zijn, zulke dingen slijten, morgen is er weer een dag voor een goede en rechtvaardige jongen zoals gij.’
Ik geloofde er zelf geen woord van.

LUC DE VOS