DE VRIJE WIL

Mijn maat Rocky en ik waren in de kerstvakantie eens naar Londen getrokken. Op den duur waren wij er al ons geld kwijt.

Die Londenaars slaan er immers maar een slag in. De prijzen zijn er arbitrair, dat wil zeggen: willekeurig. Wij kwamen daar aan bij een herberg en buiten stond er allemaal volk op de stoep. ‘Wat staan die daar te doen?’, zei Rocky, ‘we kunnen beter naar binnen gaan, Vos.’ In Londen is het precies altijd koud, zomer en winter. Er waait een wind die uit de hel lijkt te komen, een vreemde inherente kilte hangt er in de muren en straten. ‘Rap naar binnen!’ riep Rocky. Dat was zonder de waard gerekend. Toen wij de deur openden werden we tegenhouden door een homoseksuele buitenwipper. ‘Wat gaat gijlie doen?’, vroeg die mens in het Engels, ‘kunt gij niet aanschuiven achteraan in de rij en wachten tot ik u binnen roep.’ Van pure verbouwereerdheid stapten wij weer gewillig naar buiten en gingen in de rij staan, we hadden het warempel nog niet door gehad. Geluk bij een ongeluk: net op dat moment kwam een bende Hollanders, aanhangers van voetbalclub Twente, naar buiten zodat de troep aanschuivers in één keer naar binnen mocht. Geen seconde te vroeg, we waren bijna uit ons vel gebibberd. ‘Kom Rocky, zet u hier bij de chauffage,’ sprak ik. Wij riepen de waard, die als de weerlicht op ons toe kwam gesneld. ‘Een kordate en snelle bediening, dat maakt al veel goed, Rocky,’ zei ik. Dat was alweer zonder de waard gerekend die brulde: ‘waar zijt gijlie mee bezig, wat is dat hier? Heb ik gezegd dat gij mocht gaan zitten aan die tafel?’ Rocky sputterde enige verontschuldigingen: ‘Wij zagen dat deze plek hier vrij was, meneer, en we dachten van: wij gaan ons hier zetten.’ ‘Gijlie dacht van u zomaar te zetten waar gij wilt? Neen, jongens, ik zal u zeggen waar gij wilt zitten. Daar aan de toog. Ik heb u in de gaten, jongens! Eerst zomaar zonder aanschuiven binnenglippen en u dan nog eens gaan zetten waar gij wilt.’ Ik verzin dit niet, dit is echt gebeurd. Enfin, uiteindelijk, daar aan de toog bestelde Rocky twee van zulke levensgrote Engelse pints en smeet gul een briefje van tien pond op de toog. ‘Dat is dan twintig pond,’ sprak de barman. Ik vroeg, totaal van mijn melk: ‘meneer, waarom vraagt gij duizend oude Belgische franken voor twee pinten?’ Barman: ‘omdat ik dat wil en omdat wij hier in Londen zijn, maar vooral omdat ik dat wil.’ Ik dacht: de geografische plek bepaalt dus de tarieven. In Londen betaalt u twintig euro voor twee pinten en in Balgerhoeke slechts twee euro, gewoon door de aardrijkskundige omstandigheid en de vrije wil van het individu dat de goederen verschaft. Dat deed mij denken aan iets heel anders maar toch gelijkaardigs, toen ik hier bij ons een maand geleden een advertentie zag in de koopjeskrant voor een huisje hier op twintig meter van mijn deur. Ik citeer, want ik had het uitgeknipt: Uitstekend gelegen rijwoning in het centrum van Gent met leuke tuin, palend aan het Rommelwaterpark. Heel leuke en trendy omgeving vlakbij Portus Ganda, de nieuwe passantenjachthaven van de stad Gent. Benedenverdieping, twee slaapkamers en één badkamer. Oppervlakte 66 vierkante meter. Prijs: 270.000 Euro.’ Dit werkmanshuisje, waar honderd jaar geleden een gezin met tien kinderen op een schuppesteel miserie zat te verkopen in een arbeiderswijk, lag nu blijkbaar in de buurt van een jachthaven en was de eigenaar, het individu dat het wenste te verkopen, plots in de mogelijkheid gekomen om het voor eender welke krankzinnige prijs die in zijn hoofd kwam van de hand te doen. ‘De geografie deed er dus toe,’ zo sprak ik tot Rocky. ‘En geografie is toeval. Net zoals ik, die in Gent geboren ben, evengoed zeventien kilometer verder in Het Sas van Gent zou kunnen geboren geworden zijn, en dan was ik een Hollander geweest.’ ‘In het leven is dus bijna alles toeval,’ zo sprak Rocky op een eerder filosofisch beschouwend wijze. ‘Inderdaad, Rocky, bijna alles. Al de rest is een kwestie van de vrije wil van het individu.’

LUC DE VOS