DE DEEGROL

Mijn maat Rocky sprak: ‘Vos, is het waar dat ik een verzonnen personage ben?’

Ik zei: ‘Alles wat iemand vertelt of opschrijft is vanuit zichzelf al een verhaal, een verbeelding van de werkelijkheid aan de hand van de taal, die beperkt is, omdat taal niet alles kan vatten wat er in ons hart leeft. Rockyboy, hoe vaak zeggen wij niet: ik zoek naar de woorden maar ik vind ze niet?’ ‘Dat soort theorieën heb ik ook ergens gelezen, Vos. Maar dat wist ik dus niet, dat ik niet echt bestond.’ ‘Dan weet gij het nu, jongen. Maar dat is niet erg, Rocky. Zijn wij niet allemaal een imaginair individu, een door onze eigen geest gecreëerd amalgaam van een aantal persoonlijkheden die wij van onszelf maken en op de anderen projecteren naargelang de enkeling of de groep waarmee wij te maken krijgen in het dagelijks intermenselijk verkeer? Steve Jobs, die grote goeroe, die de aarde heeft opgezadeld met al die miljarden tonnen afgrijselijk overbodige rommel, zei altijd: “wees uzelf!” Maar dat is het nu net: wij kunnen onszelf niet zijn omdat we zelf niet bestaan, we maken van onszelf iemand waarvan we denken dat de buitenwereld ermee kan leven.’ ‘Dus de werkelijkheid bestaat niet, er is alleen het denkbeeldige.’ ‘Inderdaad, Rocky, dat heeft Plato ooit voor het eerst geconstateerd. Maar mocht Plato daar niet mee afgekomen zijn, dan was ik er op den duur ook zelf wel op gekomen. Pas op, Rocky, de werkelijkheid bestaat natuurlijk wel maar zij is vaak te hallucinant en te complex om haar in woorden te kunnen vatten. Nu het nieuwe schooljaar is begonnen zal ik u een voorbeeld geven uit het echte leven. Ik moest net voor de grote vakantie aanwezig zijn op een middelbare school. Ik ben zelf iemand die zich als een zombie door het onderwijs heeft gesleept. Wat was ik blij van daar te kunnen zijn tussen al die frisse jongens en meiden die op de drempel van hun leven stonden. Een traan blonk in mijn ogen en ik dacht een ogenblik aan mezelf en ik dacht: jongens, mocht ik mogen herbeginnen dan zou ik alles anders doen en vooral beginnen met praten met de mensen. Praten, met praten begint alles. Toch was mijn vreugde groter dan de melancholie die mij overviel. Ik moest een liedje zingen tussen de bedrijven door van een literair programma waarin door de leerlingen boeken werden besproken die zij hadden mogen lezen. De juffrouw sprak tot een flinke jonge meid: ‘kom, lieve schat, lees gij eens een fragment voor uit dit boek.’ Het betrof de roman Vloed van de Vlaamse auteur Roderik Six. Ik dacht: ik had ook graag gehad dat er mij iemand in mijn tijd lieve schat had genoemd maar dit soort dingen nam geen keer. Het fragment dat het meisje voorlas handelde over een deegrol die gedurende een ruig seksueel spel wellustig door het ene individu in het achterwerk van een ander individu werd gepropt. Ik verzin het niet, Rocky. Ik had die middag net een bord pap gegeten en ik moet zeggen: ik werd even niet goed. En ik dacht nog: een deegrol? De deegrol die bij mij thuis in de lade ligt die is toch algauw veertig centimeter lang en tien centimeter in diameter. Ik zat te zweten in vertwijfeling. De jongens en meisjes hadden in stilte zitten luisteren. Misschien kenden de jongeren van tegenwoordig het fenomeen deegrol niet meer. Het was de juffrouw die mij uit mijn vertwijfeling verloste: “voor diegenen die zich afvragen of een deegrol niet wat te volumineus is voor dit soort lichamelijke uitspattingen: ik kan iedereen geruststellen, ik heb persoonlijk vandaag nog een keer naar de auteur zelf gebeld in verband hiermee en hij verzekerde mij dat het hier inderdaad geen gewone deegrol betrof maar een minideegrolletje waarmee men minipizzaatjes rolt.” Ik verzin dit niet, Rocky. Dit is waar gebeurd, er bestaan videobeelden van. Maar hoe zou ik dit soort werkelijkheden ooit aan de mensen kunnen beschrijven, laat staan mijn vertwijfeling hieromtrent. De taal schiet te kort om datgene wat in ons hart leeft te uiten. Men kan het nog beter met handen en voeten proberen uit te leggen.’
LUC DE VOS