BLIJVEN OPPASSEN!

Het blijft oppassen geblazen wat betreft de intermenselijke verhoudingen.

Deze woorden sprak ik tot mijn maat Rocky. ‘Wat was er gebeurd misschien, Vos?’ vroeg Rocky. ‘Ik had mijn eigen in nesten gewerkt, Rocky. Aan een jonge kunstenares had ik ter gelegenheid van een tentoonstelling voorgesteld haar bij te staan bij het ophangen van haar kunstzinnige foto’s van kapotte muren en oud behangpapier. Op een bepaald moment stond ze in vertwijfeling te kijken naar één van haar werken en had zij mij gevraagd of ze die foto niet een beetje hoger of lager zou hangen of misschien een beetje meer naar opzij of anders eventueel de andere kant op. In een moment van verdwazing had ik toen deze nu reeds legendarische zinsnede gelanceerd: ‘uw eerste gedacht is altijd het beste, maar soms ook niet, juffrouw.’ ‘Wat heb ik daar nu aan, aan zulk een uitspraak?’ sprak de kunstenares. Ik zei: ‘wat vindt u er zelf van?’ ‘Mocht ik er zelf iets van vinden dan zou ik het aan u niet vragen,’ sprak deze kloeke, sterke vrouw. ‘En waarom beantwoordt gij elke vraag met een nieuwe vraag?’ ‘Waarom vraagt u dat?’ zei ik. ‘Gij werkt enorm op mijn zenuwen, weet gij dat?’ zo sprak zij, enigszins vermoeid. Uiteindelijk antwoordde ik dat zij dat kunstwerk een beetje hoger moest hangen en toen hing zij het met opzet een beetje lager, om mij te tonen dat ik er niets van begreep. Op dat moment besefte ik op een eerder pijnlijke maar tegelijkertijd geruststellende manier dat ik al mijn gehele leven in het diepste van mijn ziel over niets een mening heb wat de cultuur betreft, en dat wordt erger naarmate ik ouder word. Ik denk altijd: de mensen doen maar wat, baat het niet, het schaadt ook niet. ‘Ik heb dat ook, Vos’ zei Rocky, ‘ik heb nog nooit een mening gehad over dingen zoals poëzie of klassieke muziek of kunst in het algemeen. Gelukkig leven we nu in een zeer eclectische tijd, men kan van alles houden tegenwoordig, niemand zal u kwaad bekijken als gij bijvoorbeeld graag naar Vlaanderen Vakantieland kijkt. Maar dan is het wel aangewezen te zeggen dat gij ook naar het Middelheim Jazzfestival zijt geweest om er naar John Zorn te luisteren. U hoeft er zelfs niet naartoe te zijn geweest, u kon gerust die avond naar TV blijven kijken terwijl John Zorn in Antwerpen op onverklaarbaar hysterische wijze op zijn saxofoon stond te toeteren. Mensen lezen alleen maar lijstjes. Wij bestaan uit lijstjes die een identificatie vormen van onszelf, bijna letterlijk een identiteitskaart. En die lijstjes mogen tegenwoordig inderdaad veelzijdig zijn. Vroeger niet, vroeger waren de lijstjes aan strenge normen gebonden. Sommige kunstuitingen en artiesten stonden op verboden lijsten. Daarmee mocht men niet geassocieerd worden zonder een vooraf bepaalde culturele status te verliezen. Marc Didden, een journalist, had in 1976 geschreven dat Freddy Mercury een sukkelaar was, dus die stond vanaf toen op een verboden lijst van cultuuruitingen. Nu is iedereen het er over eens is dat Freddy een geschenk van God aan de mensheid is geweest die wij voor altijd aan onze borst moeten drukken. En in de tachtiger jaren had kunstpaus Gerard Mortier de opera weer hip gemaakt zodat er in die tijd veel mensen tegen hun goesting toch naar Die Götterdämmerung zijn gaan kijken, gewoon om er over mee te kunnen praten.’ ‘Ik denk nu aan iets, Vos,’ zei Rocky: ‘in onze tijd was er een serie die iedereen goed vond, The Young Ones, met die vier punkers en hippies die bij elkaar woonden in een kraakpand en voortdurend liepen te brullen en alles in de vernieling klopten en spijkers door elkanders kop schoten met een spijkerpistool. En iedereen moest daar mee lachen omdat het grensverleggende humor was. Ik vond het helemaal niet zo lollig en ik durfde dat niet te zeggen uit angst buiten een bepaalde sociologische gemeenschap gesloten te worden. Nu heb ik zonder het te beseffen toch een mening gehad in die tijd, Vos. Ik ben blij dat ik die dertig jaar na de feiten toch heb kunnen uiten, in alle sereniteit.’

LUC DE VOS