Vooruit – uitgelezen

Zo’n drie jaar geleden werd nagenoeg heel West-Europa overspoeld door die verschrikkelijke nieuwe munt de Euro.
Heel West-Europa? Neen, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers en maakte het leven van de omringende Europese politici bepaald niet makkelijk.
Babaorum zo heet dit dorp in het uiterste Westen van Armorica, het huidige Bretagne. Er wonen nog steeds talrijke nakomelingen van een 2000 jaar oud Romeins legerkamp dat daar in die tijd was gevestigd om er opstandige Gallische inboorlingen de Romeinse beschaving op te solferen. Want de Romeinse beschaving was de beste in die tijd, daar was iedereen het zowat over eens, daar hoefde niet over gepalaverd te worden.
Gehard door hun strijd tegen die krankzinnige Galliërs met hun toverdrank die hen onoverwinnelijk maakte, leerden de inwoners van Babaorum en hun nazaten leven in een wereld zonder illusies waarin zij toch stil en ongedwongen alles voor elkander deden. In stille arbeid vonden zij hun heil. Alles was eenvoudig in hun bestaan. 2000 jaar lang. Tot de Euro er dus kwam. Die goede simpele mensen werden er horendol van, van alles te moeten omrekenen van Franse frank naar Euro. Op een dorpsvergadering besloot het hele dorp terug over te schakelen naar de frank. Dat was eens zo makkelijk, dan dienden zij zich niet langer het hoofd te breken over de werkelijke waarde van de dingen. Een Frans brood, un pain Français dus, kostte gewoon weer twee Franse frank, in plaats van 0,68 Euro.
Ik dacht onlangs bij mijzelf: als we nu ook een keer gewoon de Euro afschaften dan zijn we van die miserie en die ellendige getallen zoals 0,68 en 8,43 verlost. Want jongens toch, geld dat ik al ben kwijtgespeeld door die euro! Ik heb meestal een briefje van tien euro op zak, geloof ik. En wanneer ik dan een brood koop krijg ik altijd een hoop van dat onduidelijk brons en koper in mijn handen geduwd. Hou het maar, zeg ik dan aan de kassa, hou het maar, uw wisselgeld. Het moeten waanzinnige bedragen zijn die ik reeds heb achtergelaten in de winkel. Maar ik heb echt geen energie om dat allemaal ter plaatse te gaan omrekenen, begrijpt u, hoeveel geld ik nu weer over de balk heb gegooid. Op café is het nog erger. Ik werp gewoon 100 euro op de toog en dan zeg ik tegen de cafébaas: waarschuw mij als het op is, dan ga ik wel naar huis gaan slapen.
Eergisteren was al mijn geld weeral allemaal op. Ik belde toch een keer naar een kabinetsmedewerker van Guy Verhofstadt om mijn beklag te doen. Ik zei: ‘Meneer, sinds de invoering van de Euro raak ik voortdurend al mijn geld kwijt. Wanneer we de Euro afschaffen dan zijn we toch van die miserie verlost?’
‘Een goede opmerking,’ zei die kabinetsmedewerker, ‘ik zal uw vraag doorspelen aan de premier.’
En inderdaad, alsof de duivel ermee gemoeid was, die avond zag ik Verhofstadt bij die twee andere geniën, Polspoel en De Smet, op de VTM.
‘Kijk, zei de premier, ‘er gaan in de samenleving stemmen op om de Euro weer af te schaffen om van al die miserie verlost te zijn. Dat lijkt een nobel streven. Het is echter niet zo makkelijk als men denkt. Als we dat zouden doen dan zouden we felle tegenkanting krijgen van de Europese Commissie. Die commissie bestaat uit 12 Europese commissarissen en die hebben gemiddeld een honderdtal ambtenaren die op hun kabinetten werken. Die mensen zouden allemaal hun baan verliezen indien we de Euro zouden afschaffen. Dat zijn er meteen weer 1200 werklozen bij. En dat wil ik niet op mijn geweten hebben’, zei Verhofstadt. ‘Want die jongens verdienen 500.000 frank netto in de maand en ze hebben allemaal een BMW 750 met chauffeur en als we dat zouden afnemen dan zouden we nog niet jarig zijn, denk ik. Ik ken die Europese ambtenaren. Ze zouden naar mijn kabinet komen met zijn allen en mij een taart in het gezicht komen gooien en daar pas ik voor. Ik hou niet zo van zoetigheid. Ik heb veel liever carpaccio en olijven en pasta met truffels en foccaciobrood, of tortelinni met radicciosalade, en crepusculo rabiata met maanzaadjes en gestoofde venkel, of bijvoorbeeld palurdo putanesca met geroosterde mossels in tomatensaus, dat is echt om uw duimen en vingers van af te likken. Kortom, van die hartige Italiaanse dingen, daar zou ik een misdaad voor begaan. Jongens toch, lekker dat dat is, met zo een lekker fruitig Porciniwijntje erbij, God jongens, het water loopt mij al in de mond.’
‘Mijnheer Verhofstadt, eventjes terzake alstublieft, onze tijd hier op aarde is kort,’ dreigde Polspoel.
‘Ja ja, pardon mijnheer Polspoel, ik zal het nooit meer doen. ‘Waar was ik gebleven? Ja, mijnheer Polspoel, ik zei dus, laten wij alstublieft geen slapende honden wakker maken. Ik smeek het u. Onze taak bestaat er in de crisis en de Euro in stand te houden om niet van de ene miserie in een nog grotere miserie te stappen.’ Tot zover Verhofstadt.
Zo zit de samenleving dus sociologisch in elkaar, dacht ik toen. De mensen eten liever Italiaans dan Belgisch eten. Dat begrijp ik ergens wel. Italiaanse gerechten hebben uiteindelijk meer stijl en klasse, we moeten ons daar bij neer leggen. Die namen alleen al. Monte Pulciano, en raggazzi brochetta, het klinkt zo romantisch. Maar zelf ben ik er niet zo tuk op. Ik bestelde onlangs bij een Italiaan een portie calamare met radiccio. Ik vroeg of de radiccio niet vervangen konden worden door gekookte aardappelen met savooikolen en de calamare door een gebraden varkenskotelet in de boter. En inderdaad, dat kon. Die Italianen kunnen alles, als ze maar willen.
Luc De Vos