SOCIALE CONDITIONERING

Iemand een slecht geweten opsolferen, dat kon mijn moeder goed. Ik was zes jaar en het was 1 september en Ronny, mijn buurjongen, had een telraam gekregen. Ik had in het uitstalraam van de winkel van Maria D’hooge een veel mooier telraam zien staan. Ronny’s telraam had van die gewone bolletjes. Op het door mij begeerde goed hingen honderd kunstzinnig ontworpen lieflijke zwaluwen in alle kleuren van de regenboog. Begrijpt u: het leek alsof die zwaluwen op die ijzeren staafjes als op een elektriciteitsdraad zaten, klaar om naar het zuiden trekken, naar de negertjes. Herfstsfeer, de eerste schooldag. Er was over dit product nagedacht door een designkunstenaar in de telramenfabriek.
‘Gij hebt geen telraam nodig om te leren tellen,’ sprak mijn moeder, ‘gij leert dat wel van zuster Maria’.
Ronny had verteld dat wie geen telraam had nooit zou leren rekenen. Ik geloofde mijn moeder niet en Ronny wel. Ik zei tegen mijn moeder dat iedereen een telraam moest meebrengen van de juffrouw. Dat was een leugen.
Toen kreeg ik mijn verdoemde telraam. Moeder vloekte. ‘Hier, trek er uw plan mee. Al dat schoon geld voor dat onnozel ding. En kom achteraf niet zagen, stuk verdriet.’
In die tijd hadden de kinderen nog niet het statuut van halfgoden dat ze nu bezitten.
Ik kwam op school met mijn zwaluwentelraam, zo fier als een gieter. Zuster Maria, vanachter haar meedogenloze brillenglazen, riep op de koer dat telramen verboden waren, dat zij ons wel ging leren rekenen. Ze gaf mij met haar houten regel een preventieve tik op mijn knokkels. ‘En dat ik dat ding hier niet meer zie, stuk verdriet.’
Kinderen werden in die tijd nog als volwassen mensen benaderd, mensen met een zeker verantwoordelijkheidsgevoel, met een geweten dat er voor kon kiezen het kwade, maar ook het goede na te streven. Het goede werd er desnoods hardhandig in geklopt.
Thuis kreeg ik er een kaaksmeet bij van moeder, die het er nog eens goed in peperde. Al dat schoon geld voor dat nutteloze ding! Ik moet zeggen, op dat ogenblik vond ik het ook een lelijk ding met die onnozele vogeltjes erop, echt waar. Waar had ik mij eigenlijk druk in gemaakt? Diep in mijn gekrenkte ziel vond ik dat zuster Maria en moeder ergens een punt hadden.
Sindsdien heb ik aan het materiële leren verzaken. Zeg nu nog eens dat het individu niet sociaal wordt geconditioneerd. Ik kan geen magazijn binnenstappen zonder dat mij een gevoel van overbodigheid of nutteloosheid der dingen overvalt. En wanneer ik ergens in een pashok een broek moet passen dan breekt het zweet mij uit. Stel dat de juffrouw van de winkel het gordijn komt wegschuiven, dan zien ze mij hier staan in mijn onderbroek, denk ik dan steeds, dol van angst. Ik laat het winkelen over aan mensen die er verstand van hebben. Ik meen dat het in mijn tijd trouwens nog niet bestond, winkelen. Ik bedoel, shoppen dus, van magazijn tot magazijn gaan en zich daar de wereldse goederen aanschaffen die men denkt nodig te hebben. Vroeger was het natuurlijk omgekeerd. Toen had u bijvoorbeeld een broek van doen en dan ging u die halen.
En was het vroeger zoveel beter? Waren de mensen vroeger content met het weinige dat ze hadden? Ik denk eerlijk gezegd van niet. Op een zekere manier zijn de mensen erop vooruit gegaan. Nu moeten ze nog trachten gelukkig te worden, en dan zijn we er.

Luc De Vos