LAÏS: EEN NIEUW EN HELDER INZICHT

Er was een tijd dat de mensen van ons land de aanbiddelijke gezangen van Laïs nog niet kenden.

Wij kenden ook het geluk en de liefde niet. Liefde en geluk, daar hadden wij enigszins een flauw vermoeden van dankzij de films met de goddelijke jonge Brigitte Bardot. In die films zagen wij het ware leven, het gevecht, de woeste branding van de zuivere, innige liefde, de hemel en de hel van de zoektocht naar een ware vrede in onze harten die wij zelf ontbeerden. Wij leefden in de treurnis der dagelijkse zorgen. Wij zagen Brigitte als een zalige, blote brok vlees in een bad vol schuim liggen soezen, omringd door blonde, gevaarlijke minnaars en minnaressen, met boven haar hoofd van die engeltjes op een wolkje die op een harpje speelden. En wij dachten: dit is slechts een waanbeeld, zulke dingen bestaan niet in het echt, zeker niet in ons ellendige rotland. En zelfs indien het zou bestaan, dan nog waren wij hier te klein en te bang voor. Kortom, wij waren vervuld van leegte en wij verveelden ons dood.
Wij deden ons best om onze verveling en leegte te verbergen voor de buitenwereld. Vooral de mensen in het buitenland, die mochten niet weten dat wij liefdeloos waren hier in België, en te lam om te helpen donderen. Wij deden ons best, wij maakten ons huiswerk, wij gehoorzaamden vader en moeder, wij deelden lief en leed, wij beminden elkander zo goed en zo kwaad als wij konden, wat deed het er ook allemaal toe. Wij gingen naar de Ardennen of naar de zee. Wij woonden in de bittere steden, of in de godvergeten dorpen. De winters waren lauw en de zomers kil. Wij leefden, maar wij leefden niet ten volle, met al onze zintuigen. Wij vergaten vanuit een vals begrepen nederigheid te zoeken naar iets dat groter was, iets zoals Brigitte Bardot in het bad vol schuim, iets dat de pure liefde heette maar dat zo groots was dat wij het niet durfden benoemen.
Wij sloten onze ogen voor ons gemis. Alleen een traan in de avonduren, die nergens vandaan leek te komen, verraadde het diepe geheim van onze gesloten zielen. En ook ’s ochtends, bij het ontwaken, was dat gevoel er soms, als een schrijnende wonde in onze maag, gedurende een enkel moment. Dit is niet ons eigen leven dat wij leiden, wij missen de schoonheid en de liefde. Deze ellendige waarheid spookte door onze gedachten en brulde met luide kreten als de stem van ons geweten. Maar wij hielden ons doof voor deze stem en wij zwegen.
In die vervloekte tijd, die nog niet zo lang in het verleden ligt, leefden elders, ver in een uithoek van ons koninkrijk, in het Kempenland met zijn woeste hoogten, de drie wijze jonge prinsessen die wij nu kennen als de meisjes van Laïs: Jorunn, Annelies en Nathalie. Ze wisten toen nog niet dat zij een taak van levensbelang te vervullen hadden.
Het Kempenland was een ruige streek, nog niet als de rest van Vlaanderen aangetast door de ondergangsgedachte. De winter was er guur, de sneeuw woei er als in Lapland in hopen opeen. Het ijs was er ijziger, de vrieshemel blauwer dan hier, de dampende ketels, barstensvol soepvlees en varkenspoten, hingen er verwachtingsvol boven het knetterende haardvuur. De lentes waaiden vol van heldere luchten. Kersenbloesems verspreiden er hun zware bedwelmende geuren dieper en voller dan in de rest van ons land. De drie prinsessen groeiden op in eenheid met de elementen en in hun jonge poezelige lijven wekten de lenteluchten door een opstoot van hormonen de driften van het volle leven. Zij leerden elkander kennen op zangavonden die de goede mensen van het Kempenland elke week hielden om hun verbondenheid met elkander te bevestigen en te blijven geloven in een samenleving waarin de mensen nog alles voor elkander deden, in deemoed. Op deze zangstonden barstte in hun meisjeszielen de knop van de genegenheid voor het lied open.
Maar ook het Kempenland werd langzaam ingepalmd door de verwording van de rest van Vlaanderen en België. De drie prinsessen zagen in hun nog prille bestaan hoe zelfs de mensen van het Kempenland steeds meer aan de grote mythe van de jonge blote Brigitte in het badschuim begonnen te twijfelen, de mythe van de zuivere liefde. Dat stemde hen zeer droef te moede. Maar wat konden zij als eenvoudige prinsessen verhelpen aan een samenleving die uit zedelijke lafheid weigerde in mythes en dromen te geloven?
De avond na alweer een uitbundig lentefeest geschiedde toen het kleine wonder. Uitgelaten van zang en dans belandden zij moegestreden met hun drieën samen in hun eenvoudige, donkere tent. Zij schurkten hun naakte, nog nadampende, rillende lijven tegen elkander onder een koel deken. Als avondlied en om hun schepper te danken voor alle vreugde die zij die dag hadden beleefd besloten zij daar en toen een hoopvolle psalm aan te heffen: ‘Blijf mij nabij wanneer de avond komt’. De geluiden der nachtvogels en krekels verstomden. De verre zomerwind zweeg. Geen bladeren die nog ruisten. Drie stemmen klonken door de nacht, door geen mens gehoord. Alleen het gras en de bomen, de maan, de aarde en de sterren aanhoorden hun danklied. Ze kregen er zelf de tranen van in de ogen. Dit is groter dan onszelf, dachten de drie uitverkorenen: wij moeten ons volk redden door onze liederen overal in ons vervloekte land voor de mensen te gaan zingen, enkel op deze wijze zullen wij erin slagen ons volk opnieuw tot de eeuwige droom van de blote Brigitte in het badschuim te bekeren.
De rest is geschiedenis. Laïs begon aan een triomftocht door onze gewesten. Wij werden wakker geschud uit onze verdwaasde lethargie. Plots zagen wij dat de zuivere liefde echt kan bestaan en dat wij die zuiverheid kunnen vinden als wij ons best doen en blijven geloven in het badschuim. Overal waar mensen kwamen luisteren naar de Laïs-gezangen zagen zij het licht. De kunsten en de economie herleefden in België. De mensen kregen opnieuw hoop. Op de beurs van Brussel begonnen beleggers gouden zaken te doen, overal rezen nieuwe ambachtelijke bedrijven uit de grond. De kunsten bloeiden. Onze schrijvers, acteurs en dichters wonnen allemaal op een haar na de Nobelprijs. Iedereen werd rijk, elke Belgische onderdaan kreeg van de overheid een gratis Internetaansluiting en een BMW 320 cadeau, alsmede ook een gratis abonnement op de Lotto. België eindigde bovendien op alle wereldbekers, zowel in het voetbal als in het basket als in het roeien, bij de eerste tachtig. Het kon werkelijk niet op. Misschien werden wij wel veel te gelukkig.
Daarom hebben de meisjes van Laïs het deze keer met hun nieuwe plaat over een andere boeg gegooid. De liederen zijn nog immer van een onaardse schoonheid en ze belichten nog steeds de zuivere liefde die ons hier op aarde moet redden van de dood. Toch is er deze keer een zekere ironische toets in de lyriek geslopen. Deze liederen trachten op een latente, maar toch aangrijpende wijze het dionysische en het apollinische aspect van de paradox van een communicatiegestoord communicatief samenlevingsmodel als het onze te verenigen in een complex symboolgeladen geheel. Kortom, het komt er op deze plaat op neer dat die zoektocht naar liefde en geluk, dat dat ook niet alles is en dat de mensen liever wel een keer op hun gemak een bord rijstpap en een boterham met confituur willen eten, zonder dat ze daarom voortdurend naar mythes en dromen op zoek moeten gaan, want daar wordt u op den duur zo moe van. En laten we trouwens eerlijk zijn: liefde en geluk zijn begrippen die overschat worden. En Brigitte Bardot is een oude vervelende zaag geworden.
Niets blijft duren. Dit is de kernboodschap van de drie prinsessen van Laïs op hun nieuwe plaat. Bedankt, Annelies, Jorrunn en Nathalie voor dit heldere inzicht. Blijf naar uw ster gericht en blijf ondanks alles in de droom van de liefde geloven.

Luc De Vos