SINKSENFOOR

‘Mensenlief, het is niet waar hé, het is weeral van doejoe wanna bump. Dat liedje is vandaag op de molens al zeven keer gepasseerd geloof ik. Ik moet dringend een nieuwe cassette gaan halen. Ik geloof dat ik deze al twintig jaar heb. Wie zong er dat liedje nu weer vroeger in mijn jonge tijd? Het was een neger met van die lange krulletjes. Ik heb er nog dikwijls op gedanst met Gino. Het was de tijd van den bump, ja dat was het, den bump, ge moest zo met uw eigen achterste tegen het achterste van uw lief of van iemand anders bumpen. Gino kon dat goed. Jongens toch, wij hebben nogal gebumpt in onze jonge tijd. Mijn achterwerk zag er op den duur eerlijk gezegd bont en blauw van. Gino kon echt goed bumpen. Maar als hij wat gedronken had begon hij pas echt goed door te bumpen. Dat was niet meer bumpen, dat was eerder botsen en beuken. Ik moet zeggen: ik heb nog dikwijls op de zijkant van de dansvloer gelegen. Ik zei nog tegen Gino, Gino ge moet zo hard niet bumpen, mijn gat ziet er al blauw van. Maar jongens, weet u wat het is, als ge zelf wat gedronken hebt, dan voelt ge dat zo niet zo erg op de moment zelf. De volgende dag wel natuurlijk. Ik heb hier dikwijls met een stijf achterwerk op de kermis gezeten. Ik durfde op den duur niet meer met Gino op den dansvloer gaan staan. Ik was al bang op voorhand. We gaan toch niet weer beginnen bumpen zeker, zei ik in mijn eigen. Maar dan draaiden ze weer dat nummertje van die neger met zijn krulletjes en dan werd Gino zot, ik zweer het u. Kom, we gaan een keer bumpen riep hij. Er was geen doen aan. Ik heb in de tijd nog overwogen om het corset van ons moeder aan te doen om te gaan dansen, kwestie van wat beschermd te zitten. Jongens, ik heb afgezien met onzen Gino. Waar is de tijd. Ik kan die cassette eerlijk gezegd niet meer horen. Als ik er nog één keer moet naar luisteren, ga ik ontploffen denk ik. Morgen ga ik een nieuwe cassette gaan halen. Eentje van Michael Jackson, dat liedje van thriller, dat hoor ik graag.’

LUC DE VOS