EENDRACHT MAAKT MACHT

‘Ik zat altijd maar naar de mussen te kijken die op de koer zaten te kwetteren. Of ik zag in de kloosterhof de zaden der esdoorns die in dat seizoen als draaiende derwisjen naar beneden kwamen gewentelwiekt.’

Ik schreef deze zinnen in een kerstverhaaltje dat deze week verscheen in het Gentse stadsmagazine 09. Het ging over mijzelf toen ik in de kleuterklas zat. Ik ben nogal weemoedig van aard en ik refereer dikwijls aan het verleden.
Ik had die zinnen met opzet op deze wijze geformuleerd. Het was immers om te lachen, dat soort maniërisme, die barok, die gezochte woorden, die poging tot lyriek, hoe taal op deze ouderwetse manier verwoord een komisch effect kan teweegbrengen. Ik kon evengoed hebben geschreven: ‘Ik zat in de kleuterklas naar buiten te kijken.’ Dan wisten de lezers ook evengoed waar het over ging.
Er zijn veel mensen die mij vragen wat een goede poptekst is, omdat ik zelf een zanger van popliederen ben. Ik ben daar op den duur beginnen over nadenken. Ik heb gemerkt dat de lyriek in de popmuziek nauwelijks of bijna nooit een poging doet om grappig of ironisch of dichterlijk te zijn. Maniërisme, in de meest ongunstige zin van het woord, is de popmuziek vreemd. Ik stel mij voor dat de meeste teksten op het moment van het ontstaan vanzelf ontstaan, begrijpt u? U moet zich dat plastisch voorstellen: er zijn een bende mensen bijeen in een of ander lokaal en dan beginnen ze lawaai te maken. Het is werkelijk heerlijk, ik spreek uit ervaring. Iemand maakt wat lawaai, iemand anders maakt nog wat meer lawaai en de zanger krijgt een idee. Ik kan mij niet inbeelden dat Kurt Cobain lang heeft nagedacht over de tekst van Teen Spirit. Die is op een dag in een repetitielokaal in zijn hersenen te voorschijn getoverd door de muze Erato en vervolgens heeft Kurt die woorden er op dat moment uitgeschreeuwd, en dat was het dan. Diende hij er daarna nog over na te denken, diende er nog wat aan geredigeerd worden, aan die tekst? Ik meen van niet. Er zijn geen betekenislagen. De zanger zegt wat er die dag op zijn lever lag.
Een lied dat op die manier tot stand kwam, zo durf ik met enige zekerheid te veronderstellen, is L’union fait la force van TC Matic. Ik verbeeld mij dat Jean-Marie Aerts op een dag op de pinnen kwam met die machtige rif die zo hoog op de toonladder uithaalt en dat Rudy Cloet toen begon te drummen als een waanzinnige en dat zanger Arno een aantal zinnen kwamen aangewaaid die al bestonden – onder andere de woorden ‘Eendracht maakt macht’ in het Frans – en dat Arno die zinnen in de microfoon brulde en ziedaar: dat machtige lied, een postmoderne dreun die wij nog nooit hadden gehoord in dit konijnenland dat eindelijk, eindelijk het postmodernisme had ontdekt(1980) en later nooit meer hetzelfde zou zijn.
Voor mij dus, helemaal op de eerste plaats: L’union fait la force van TC Matic. Hoera!

LUC DE VOS