STUBRU 12

Vroeger in mijn tijd dan waren alle popmuzikanten allemaal dommekloten. Nog dommer dan coureurs. Want coureurs konden in die tijd alreeds een behoorlijk verhelderende en scherpe analyse maken van de wedstrijd. Ik heb zodanig hard gekoerst dat ik op den duur als eerste over de meet kwam en ik aldus de wedstrijd zegevierend kon besluiten, hoorde je die gasten dan verklaren jegens de journalisten. En de toestand is al zodanig geëvolueerd dat de coureurs en de voetballers nu al zelf de programma’s volpraten. Dat het een boeiende wedstrijd was, met kansen en tegenslagen, met hoogtepunten en dieptepunten maar dat de eerste over de meet en die met de meeste goals alweer maar eens gewonnen had. Is het dan een raadsel, zo vraag ik u, dat die sportjournalisten heden allemaal hoererende zuipers zijn, die liever een talkshow zouden presenteren.
Maar die popmuzikanten dat waren dus allemaal dommekloten in mijn tijd. Nu dus niet meer, nu zijn het allemaal academici. Je wordt er horendol van.
Paradoxaal genoeg was het Johnny Rotten die de ommekeer had teweeggebracht. ‘Ik ben een anarchist’, sprak hij plots, ‘en ik heb goesting om iedereen dood te schieten’. ‘Dit heeft wellicht iets te betekenen!’, heeft Marc Didden toen uitgeroepen en van toen af aan is iedereen beginnen nadenken.
Ik weet nog dat het rond die tijd moet geweest zijn, ik denk midden jaren zeventig, mijn tijd dus, dat ik gedurende het programma Toppop de drummer van de Bay City Rollers, zeg maar de Good Shape van toen, dat ik die gast aan Ad Visser hoorde verklaren dat hij werkte vanuit concepten, altijd maar weer concepten en dat hij binnen die concepten weer verder trachtte te bouwen aan nieuwe concepten. ‘In zekere zin kun je mij als een conceptueel drummer beschouwen’, zei hij, ‘want ik beschouw mijn drumstel zelf als een concept dat ik dan ook consequent als een concept benader en het voor mezelf ook zo tracht in te vullen’.
Sindsdien kun je eigenlijk nooit meer op je gemakkie wat domme popmuziek staan maken. Als ik bijvoorbeeld in mijn hoedanigheid van rondzwervend zanger ergens mijn gevoelige levensliederen ter entertaining van de mensen sta te spelen, dan moet ik voortdurend bedenken: oei, wat zouden bijvoorbeeld Marc Didden en Lux Jansen hier wel niet van denken.
Mijn angst hieromtrent wordt gevoed door het feit dat ik die gasten al eens aan den lijve heb ondervonden. Ik stond net ergens op een podium gezellig een lied te zingen en het ging er over dat ik mij een beetje eenzaam en verdrietig gevoelde omdat ik nooit zo populair zou worden als Stijn Meuris en Paul Mennes. Op een zeker moment waren Marc Didden en Lux Jansen, die daar door omstandigheden alweer gratis aanwezig waren voor mijn neus komen te staan en toen hadden ze gebruld: ‘Vos, hou toch op met uw gezeik en laat de kunst over aan echte kunstenaars zoals Stijn Meuris en Paul Mennes bijvoorbeeld’.
Toen diende ik onder luid boe-geroep de zaal te verlaten.
Ja, jongens, het gaat er echt soms kei- en keihard aan toe in Vlaanderen.

Luc De Vos