STUBRU 3

Zijn wij door een te lange vrede in slaap gewiegd, zo luidt de vraag? Liggen wij verdoofd naast het wijnvat. Zijn wij het strijden verleerd en wie zal de wapenen opnemen als de Mongoolse horde op onze vermolmde deuren staat te bonken. Op mij hoeven ze alvast niet te rekenen. Ik doe niet meer mee. Ik heb vroeger al te veel en te hard gevochten. Mijn tanden staan er krom van en ik kijk ook een beetje scheel.
Maar vroeger wou ik mij met van alles bemoeien want onrecht, dat kon ik niet verdragen. Soms dan ging ik naar allerlei feesten uit een verlangen om onder de mensen te zijn, op zoek naar aandacht en geborgenheid. En op een zo’n droevig feest kwam ik een meisje tegen dat eens stoer wou doen en rondliep in een T-shirt waarop stond geschreven: Jezus was a motherfucker.
‘Hoe weet u dat’, vroeg ik aan dat meisje, ‘welke historische bronnen hebt u daarvoor geraadpleegd. En op welk soort van bijbelexegese baseert u zich om tot dit soort conclusie te komen. Verder begrijp ik trouwens niet waarom het woord motherfucker, moederneuker, zo u wil, altijd in een beledigende context wordt gebruikt. Ik zei: want stel dat beide betrokkenen, moeder en zoon dus, stel dat zij elkander zo innig lief hebben dat zij inderdaad na gezamelijk overleg overgaan tot een daad van lustbeleving en van barmhartigheid jegens elkander. In dit geval betreft het hier een aantal gevoelige intimiteiten tussen twee mensen waar een godvergeten, liefdeloze trienemie als u slechts kan van dromen. En dan die vele arme bloedjes van kinderen hier op dit feest die door uw toedoen ongevraagd met andermans intimiteiten worden geconfronteerd. Dat vind dus enorm onbeleefd’, zo sprak ik.
Als gevolg van mijn reprimande begon dat meisje ineens te huilen en toen hebben de vijf jongens die haar vergezelden mij een keer goed in elkaar gemept zodat ze er flink deugd van hadden.
Maar ondertussen was de gerechtigheid toch geschied. Het woord was gesproken, het zou niet ongeweten blijven. Ergens in ruimte en tijd had de stem van de waarachtigheid weerklonken.
Maar over het algemeen vecht ik dus niet meer. Mijn gehavende lichaam is moe en het kraakt. Uit oude wonden gulpt nog af en toe de etter van lang geleden.Ik moet veel rusten.
Maar nog niet zo lang geleden bevond ik mij op het rockfestival te Pukkelpop alwaar ik alsnog in strijdgewoel betrokken raakte.
Het was ochtend en ondanks het vroege uur was ik al hevig dronken want dan kan ik er beter tegen, weet je wel, tegen dat lawaai en al die mensen. Plotseling ontwaarde ik ICE-T op het podium en hij was omringd door een aantal lijfwachten. ‘Ik heb bij een overval een gloednieuwe Uzi buitgemaakt en daarmee ga ik u dood schieten want u bent een moederneuker’, brulde hij in mijn richting. ‘Maar ik ben helemaal geen moederneuker’, brulde ik terug, ‘ik ben een fijne kerel en ik wil nu nog niet sterven want ik heb wellicht nog een enorm boeiend leven voor de boeg, je weet toch maar nooit’.
En toen ben ik uit gramschap over het hek gesprongen en heb ik een volle beker bier in het gezicht van een van die lijfwachten gegooid die mij vervolgens op een onrechtvaardige en pijnlijke manier van het terrein heeft verwijderd zodat ik alsnog dEUS miste. Want daarvoor was ik speciaal gekomen. Ik ben nogal een fan van die Antwerpse kunstacademici.
Begrijpt u nu waarom ik zo graag thuisblijf en liever heb dat de mensen mij met rust laten.

Luc De Vos