OMGAAN MET KRITIEK

Ik was een keer op rondreis gegaan, ver weg buiten de dampkring van mijn eigen beschermde biotoop. Dit om mij te bezinnen over mijn toekomst die teveel ongekende componenten bevat om er mij niet enigszins zorgen over te maken.

Ik verzeilde al zwervend in Normandië, een gebied waar de machtige rivier de Seine zich kronkelt tussen witte rotsen en stille burchten. Middeleeuwse dorpen slingerden zich als een snoer van leizwarte en steenblauwe kralen langs eeuwenoude velden. In elk dorp, maar dan ook in elk dorp kwam ik Harrison Ford en Charleze Theron tegen. Van op honderden affiches aan elk bushok blikten beide gevierde figuren uit de wereld van de amusementsindustrie mij toe. Zij trachtten mij, geloof ik, iets aan te smeren. Die goeie oude Harrison had zijn nieuwe film in de aanbieding en dat meisje Charleze meende mij er toe te kunnen aanzetten mijn zuurverdiende geld voor een fles parfum in te ruilen door op deze affiche een deel van haar boezem te ontbloten. Of was ik in deze niet echt haar doelpubliek? Trachtte zij eerder een aantal vrouwen er toe te bewegen deze geur aan te schaffen? Misschien wensten deze vrouwen ook even seksueel aantrekkelijk te worden als Charleze zodat zij snel en makkelijk een mannelijke partner zouden vinden die hen zou bevruchten en zij aldus voor een kloek en gezond nageslacht konden zorgen. Want dat is het doel van vrouwen en de seksualiteit an sich: het verzekeren van het voortbestaan van de soort.
Toen ik een dag later boordevol verse plannen terug in onze Gentse straten aankwam, zag ik opnieuw op elke hoek Harrison’s vastberaden stoere snoet en het beeld van het weelderig zwellende lichaam van Charleze dat mij enigszins droevig stemde omdat alles wat met erotiek te maken heeft mij steeds weer droevig stemt omdat ik dan moet denken aan alles wat ooit vruchteloos en van voorbijgaande aard was in mijn bestaan.
Maar op een of andere manier zette de stuitende alomtegenwoordigheid van Harrison en Charleze die ik letterlijk met mijn eigen ogen had aanschouwd – van in het kleinste dorp in Normandië tot in de Savaanstraat – mij vooral aan na te denken over het fenomeen van de kritiek, over de eeuwige discussie die in media wordt gevoerd over de kwaliteit van cultuurproducten. Ik zit zelf zoals u wellicht weet in de lokale amusementsindustrie en ik ken veel mensen, collegae zal ik ze maar noemen, die tot hun ongenoegen geconfronteerd worden met commentaren die vaak niet mals zijn. Ik las gisteren nog in de gazet een stuk over een kunstenaar van hier die in Amerika hoge toppen scheert maar door de recensent van dienst een achterlijke, idiote en malafide kletsmajoor werd genoemd. Omgaan met kritiek, hoe doet men dat? Kritiek is zoals de democratie: het is een slecht systeem, maar er is geen echt alternatief. Men kan immers de vrijheid van pers niet afschaffen. Ik hoor verhalen over cineasten die een jaar of tien aan een film zitten te werken die dan in een artikeltje achteraan in de krant de bodem wordt ingeschreven. Maar men kan toch niet elk artefact aan een doctoraatsthesis onderwerpen? De criticus beschikt noodgedwongen over een in het beste geval eerlijk denkkader van waaruit hij snel een beknopt oordeel moet vormen. Voor een uitgebreider onderzoek is plaats noch ruimte. Men kan beginnen vloeken en tieren, maar er valt niets aan te doen. In een democratie worden politici verkozen door de meerderheid van de bevolking die van toeten noch blazen weet. Dat is erg maar er is alweer niets aan te doen.
Of toch? Er bestaat dus dat fenomeen van het alomtegenwoordige cultuurproduct dat de hele wereld rond een miljardenpubliek de strot wordt in geramd. Dit soort cultuurproducten zijn boven alle kritiek verheven, het doet er niet toe wat de kwaliteit is van die producten, zij zullen en moeten geconsumeerd worden. Hier faalt en eindigt elke vorm van kritiek. Wanneer men als kunstenaar boven de kritiek wenst te staan komt het er dus op aan enorm succesvol en rijk te worden.

LUC DE VOS