IN LUIK

Soms begeef ik mij van de ene geografische plek naar de andere in het kader van het maatschappelijke fenomeen van de groeiende mobiliteit, want als u het hier niet vindt, vind u het misschien wel ergens anders, zo luidt hierbij de achterliggende gedachte, en dit zowel op het persoonlijke als op het bredere sociaal-economische vlak. Baat het niet, het schaadt ook niet.

Ik huldig, tegen beter weten in, daarbij de opvatting : leve het openbaar vervoer! Maar wel duur allemaal want ik reis altijd eerste klasse omdat u daar u in de meerderheid van de gevallen van die eenzame sjieke zakenvrouwen aantreft die ik dan de hele reis in het oog kan houden terwijl in mijn geest zich allerlei taferelen afspelen die niets met de werkelijkheid te maken hebben maar waarin ik de hoofdrol speel en meestal mijn wil bedrijf met deze prinsessen en dit op mijn gebruikelijke zorgzame, doch uitbundige, levenslustige wijze zodat ze achteraf dankbaar en blij gezind weer huiswaarts keren bij hun man en de kinderen. Dat kost allemaal wel een bom duiten, die tickets eerste klasse, maar u hebt er ook wat aan.
De geest is sterker dan de werkelijkheid, dat staat vast en Standard wordt kampioen, let op mijn woorden. Er leven goede mensen in Luik, echt waar, zij verdienen deze opkikker. Ik kom er soms in mijn hoedanigheid van rondreizend zanger en je bent er altijd welgekomen. Meestal krijgt u er grote brokken hert of everzwijn voorgeschoteld want in de bossen rondom krioelt het van die ondieren. ’s Avonds voor het slapen gaan is er een zangstonde. Dan zingen de kinderen de liedjes die ze op school hebben geleerd waarna de ouderen het op een huilen zetten, denkend aan vroeger, toen ze van alles fout hadden gedaan dat nu, al deden ze nog zo hun best, niet meer goed te maken viel. Elkeen in de war met zijn of haar eigen verdriet.
Het was aldaar dat ik Peggy ontmoette, dat was de enige dochter van Snoek, gepensioneerd jager en baas van het chronisch in moeilijkheden verkerende hotel annex brasserie waar ik mijn intrek had genomen. Snoek had er bij mij op aangedrongen eens heel verstandig met zijn dochter te praten want, zo had hij me in deze bewoordingen toevertrouwd : ik weet dat gij een zwervend bestaan lijdt en dat u ook maar wat aanmoddert in het kader van de amusementsindustrie, maar ons Peggy die loopt hier ook maar wat te slenteren en te geeuwen en oud te worden. Op school deed ze nooit haar best en ze raakte nooit aan een diploma, daarom kan ze ook geen man krijgen. Bovendien is Luik, ons warme nest, een ten dode opgeschreven stad waar alleen versleten mensen zoals ik nog wat rondhangen in afwachting van het troostende einde. Wie maalt er ook om. Doch, dit zou ik u willen verzoeken, Vos: neem Peggy mee naar Vlaanderen, want daar brandt de lamp. Vlaanderen bouwt zijn nieuwe huis op de puinen van het verworpen Wallonië, zoals ooit de basiliek van Petrus verrees op de ruïnes van het heidense imperium van de Wolvin.
Aldus daartoe aangespoord door die goeie ouwe Snoek ging ik rond het uur van mijn vertrek met Peggy in een hoekje zitten en nam ik het woord : Peggy, ik heb het gevonden, zo sprak ik. gij moet met mij meekomen naar Vlaanderen, want hier bent u niemand tot nut, lieveling, en loopt u toch maar in de weg.’ ‘Waarom dan, het is hier toch fijn, en ik moet toch voor mijn pappie zorgen?’ ‘Uw vader,’ zei ik, ‘dat is zo’n typische Waal, die alles maar wat op zijn beloop laat en achteraf verwonderd is dat de boel in het honderd loopt. Laat hem maar verder knoeien. Ik heb nagedacht over uw toekomst : gij kunt met me mee op rondreis langs de gelagzalen doorheen het hele land. En weet u wat: we kopen een glazen bol en een paar grote ronde gouden oorringen, dan kunt gij waarzegster spelen. Wat denkt u ervan, we noemen u mevrouw Sybilla en dan kunt na mijn optreden voor wat centen de mensen hun toekomst voorspellen. Ik bedoel: lul maar wat raak. Het is misschien geen groots plan, maar het is tenminste een plan, voor het eerst in uw leven hebt gij een plan, Peggy!’
Vervolgens begon Peggy stilletjes te huilen. In de verte loeiden de herten in het stille woud.

LUC DE VOS