SPAREN HELPT NIET

Op vakantie gaan, dat doe ik niet graag. Ik weet dat ik met deze levenshouding veel mensen tegen de borst stuit.
In wezen heb ik niets tegen dat rondzwerven op de aardbol op zoek naar avonturen, op zoek naar de wonderen van de natuur en boeiende vreemde culturen. Ik ben alleen veel te graag thuis. Thuis zit ik op mijn gemak. Ik weet waar de neusdoeken en de washandjes liggen. De lepels liggen in deze lade, mooi gerangschikt naast de pollepel en de kaasschaaf. Onder de pompsteen bevindt zich het afwasmiddel. Dat is een hele geruststelling. Op een dag had een vriend van mij, de heer Vanneste Franky, het afwasmiddel niet onder de pompsteen maar ergens in een kast geplaatst, naast de koekjes en de pralines. Het koude zweet brak mij uit. Gelukkig kon ik achterhalen dat Vanneste deze wandaad had gesteld. Ik berispte hem zodanig daadkrachtig dat hij op den duur in huilen uitbarstte.
De orde en regelmaat die ik creëer in mijn onmiddellijke omgeving dienen een dam op te werpen tegen de koortsige chaos die voortdurend door mijn geest raast. Stel u voor dat er niet alleen in mij maar tevens rondom mij een chaos zou heersen, mijn bestaan zou niet langer draaglijk zijn.
Om de zoveel jaar slaag ik erin mijn dwangneuroses een paar dagen van mij af te zetten en die mensen die het goed met mij menen te volgen naar het mooie Frankrijk. Eenmaal daar aanwezig, zoals vorig jaar in juni, moet ik telkens toegeven dat men daar inderdaad flink wat lol kan trappen. Vooral zwemmen en een beetje de onnozelaar uithangen, dat doe ik enorm graag. En ook enorm veel eten, dat doe ik ook enorm graag. De heer Vanneste Franky, die ook mee was op deze reis, dreigde mij echter op dat vlak een pad in de korf te zetten. We waren net op onze stek geland. Het meer aan de boerderij die wij huurden lag te blinken in de zon en onze grote ton bier die we hadden meegebracht uit België was al bijna op. Het kon niet meer stuk. In goede scoutstraditie kwam er iemand van onze bende rond met de inlegpot, ons verzoekend een bijdrage te storten voor de aankoop in het nabije dorp van alweer nieuwe lekkernijen. Ik nam het woord: ‘en wat zullen wij een keer eten vanavond? Jongens luister: we bakken eerst een vers forelletje, zo gewoon in het pannetje, niet te moeilijk doen! En dan een flinke portie boerenhesp van bij de boeren hier in Frankrijk.’
Op dat moment werd mijn vertoog onderbroken door de stem van Vanneste, die zich met de zaak meende te moeten bemoeien.
Hij sprak: ‘Zeg, Vos, zijt gij zot aan het worden? We zijn hier niet om te eten, maat. We gaan ons zuurverdiende geld daaraan toch niet spenderen. Een beetje zuinigheid kan geen kwaad, vind ik. Geef mij de portemonnee, ik zal wel eten halen en vanavond spaghetti koken. Met tien Euro zijn we ervan af.’
Vanneste Franky had gesproken. Met zulke vrienden heeft men vanzelfsprekend geen vijanden nodig.
Ik zei: ‘Vanneste, luister eens naar iemand die het goed met u meent. Als gij denkt dat gij mij mijn forelletje gaat afpakken, dan zijt gij aan het verkeerde adres. De Vos zal vanavond forel eten, al gaat gij op uw kop staan.’
Vanneste deed zijn wederwoord: ‘Ik ben hier niet van plan al mijn geld door vensters en deuren te smijten in Frankrijk, alleen omdat meneer een forel wil bakken.’
Ik sprak: ‘Franky, jongen toch. Hoeveel geld denkt gij te sparen door spaghetti te koken? Een paar honderd frank? En dan? Wat gaat gij daarmee doen? Mensen zoals wij, afkomstig van het Vlaamse werkvolk, wij zijn te arm om te sparen, de bedragen die wij kunnen oppotten zijn daarvoor te miserabel. Met die paar honderd frank die wij nu en morgen uitsparen zullen we nooit of nooit rijk worden. Maar bekijk het van de goede kant! Net dit gegeven schenkt ons de kans ons geld daadwerkelijk door deuren en vensters te gooien, want sparen helpt dus niet. Gij en ik, Franky, wij kunnen genereus zijn omdat we arm zijn. Daardoor zijn we rijk. Weest blij, en omhels het leven en laat het bier en de forellen aanrukken!’
Toen barstte Vanneste Franky in tranen uit en waren we weer de beste vrienden.

LUC DE VOS