OVER HET WATER

Een bericht aan Hugo Claus: het was wel degelijk de Schelde waar Louis langs liep, vlak na de oorlog, daar aan de Reep. Het stuk Schelde dat ze dan in de jaren vijftig hebben dichtgegooid om er parkeerplaatsen van te maken.

Op bladzijde 720 van Het Verdriet van België schrijft onze grootste der Belgen: ‘Louis liep langs het Steen van Gerard de Duivel, het gebouw van het bisdom, de Leie of de Schelde of een kanaal waar een kapotte boot in lag.’
Was het nu de schrijver zelf die niet wist welke rivier of kanaal het hier betrof of was het de hoofdfiguur, Louis Seynaeve die daar langs het water wandelt en zich loopt af te vragen of dit nu een der beide rivieren is of alweer een Gents kanaal? Want met al dat water in Gent weet hij het op den duur niet meer. Ik vermoed dat het toch de schrijver zelf is die in de tijd toen hij het boek schreef te lui was om het te gaan opzoeken in de atlas. Want in de rest van dat deel van het boek loopt Louis door Gent en zijn tocht wordt heel gedetailleerd beschreven door Hugo. We krijgen zelfs een aantal wetenswaardigheden mee: ‘Verdoofd liep Louis op de Graslei langs de oude-antiek-nepgevels van een wereldtentoonstelling, langs het nepgotische Postgebouw.’
Claus moet dus inderdaad geen goesting hebben gehad om het een keer te gaan opzoeken. Hij was waarschijnlijk zodanig goed op dreef en zich zodanig aan het inleven in de avonturen van die Louis, en de rook kwam waarschijnlijk uit zijn oren en hij dacht bij zijn eigen: wat kan het mij schelen wat de naam is van dat achterlijke rotwater, dat is allemaal niet belangrijk, ik sla er maar een slag in, de mensen kunnen het achteraf nog zelf een keer gaan checken of het nu de Schelde was, de Leie dan wel een der kanalen van Gent.
Maar nu is dat mysterie opgelost: het is de Schelde die binnenkort, in 2007 heb ik mij laten vertellen, opnieuw zal stromen in onze goede stad. De werken zijn nu volop aan de gang, zo mocht ik heden nog vaststellen. In die jaren van vooruitgang, de jaren vijftig, toen ze dringend extra parkeerplaatsen nodig hadden omdat zelfs de werkmensen op de duur met een auto reden, hebben ze gewoon de Schelde volgestort met zavel. De kaaimuren zijn nog intact. Het moest blijkbaar snel gaan. Stort de boel maar vol, zo was wellicht de teneur, dan zijn we ervan af van die open riool, en dan kunnen we tenminste onze auto parkeren om in de Sarma onderbroeken en legoblokken en elektrische blikopeners te gaan kopen. De mensen waren toen nog gelukkig met simpele dingen.
Maar nu willen de mensen opnieuw water in de stad, koste wat het kost. Er gaan stemmen op die zeggen dat men toch eerder aandacht zou moeten hebben voor de sociale problemen die er heersen, niet meteen in de binnenstad maar aan de rand van onze stad. Natuurlijk hebben die stemmen gelijk. Maar toch ben ik zelf vervuld van vreugde met de terugkeer van de oude Schelde. Ik ben dol op beken en rivieren en kanalen en ik treur al mijn hele leven om de teleurgang van het water die ik in onze tijden zag geschieden uit naam van de vooruitgang. Overal waar ik kom in ons land en in de wereld zoek ik naar het water om er aan de oevers te vertoeven. Er is iets dat mij daarheen lokt. Een gevoel dat andere mensen lijken te ontberen. Of sta ik niet alleen met mijn dwaze sentimenten aangaande deze materie. Misschien is het een gevoel dat mensen zoals ik hebben geërfd van onze voorouders die zich in de duistere oertijden vestigden aan de rivieren, omdat dat immers logisch was. Het water betekende leven. Geen enkele grote stad is op een berg of in de woestijn gebouwd. Mensen willen bij het water zijn. Amen.
En zwemmen in het water, dat wil ook. Ja, de mensen zullen mij zot verklaren. Wie gaat er nu zwemmen in een rivier of in een kanaal? Zwemmen moet gij doen in een zwembad. Zo ver is het dus gekomen, dat men de logica omdraait. Dit is de vierde of de vijfde generatie die niet meer zoals in de vorige eeuwen gewoon in de rivier of in het kanaal gaat zwemmen. Het meest voor de hand liggende wordt als een absurditeit beschouwd. Het is toch integendeel te zot voor woorden dat wij als een bende waterkiekens allemaal tegelijk in een chemisch plonsbad van honderd vierkante meter duiken terwijl onze wateren reusachtig zijn. Nochtans, ik ben onlangs gaan zwemmen in de Van Eyck en ik heb mij toch goed geamuseerd. Maar zodra de Schelde weer stroomt aan de Reep trek ik mijn zwembroek aan en duik ik in het nat. Ik wil aldus de eerste zijn om onze goede oude nieuwe rivier in te huldigen.

LUC DE VOS