UREN VAN VERBONDENHEID

Binnen mijn uitgebreide oeuvre bestaat er in wezen slechts één thema, zo heb ik door zelfstudie ontdekt. Het gaat altijd over een puber van ongeveer veertien jaar die zich op duistere plekken gaat verstoppen om daar op zijn gemakje zijn private geslachtsdelen te stimuleren zodat hij er persoonlijk flink veel deugd van heeft en dusdoende tot een seksueel hoogtepunt komt dat hem een vorm van vervulling schenkt en een vrede met de wereld die rondom hem verder woedt. Daar komt het in mijn liederen en mijn essays voortdurend op neer.
Met de moed der wanhoop heb ik in de loop der jaren getracht mij af en toe op andere gevoelsonderwerpen te gooien of eens een maatschappelijk thema onder de loep te nemen. Want, Vos, zeiden de mensen tot mij, Vos, zeiden ze, maak eens iets over ik zeg maar wat de gebeurtenissen van de jongste maanden.
En je moet eens wat controversiëler uit de hoek durven komen, had een journalist van het Belang van Limburg mij op het hart gedrukt. Neem eens het thema van de popmuziek. Zeg bijvoorbeeld eens dat de popmuziek op haar laatste benen loopt en als medium is voorbijgestreefd of verkondig luid dat Radiohead een onwaarschijnlijke kutgroep is en dat Thom Yorke een gecastreerde zaag is met een papoog en dat Radiohead een overroepen symfonische nepgroep is die alles heeft gestolen van Queen en dat Queen veel beter is. Echt waar, had die Limburger gezegd, van die meningen die tegen de tijdsgeest in gaan dat hebben de mensen graag en het is prima conversatiemateriaal voor op café als je bijvoorbeeld eens een keer zonder gesprekstof zit aan een of andere nachtelijke toog. Wat bij jou, Vos, dus wel veelvuldig zal voorkomen, pathetische loser die je bent.
Dus wat had je gedacht. Vorige week zat ik alweer zonder gesprekstof in het café en toen schoot mij de goede raad van die Limburger te binnen en begon ik met mijn dronken kop tegen een aantal prachtige snoezepoezen met t-shirts van Radiohead over hun bolle borsten gespannen te orakelen van Thom Yorke is een arrogante lelijkaard met een papoog die zijn hele symfonische bombastische rimram gestolen heeft bij Queen. Neen Queen, zei ik, dat was eens een originele vrolijke popgroep en Freddy Mercury, dat was nu eens een genie zie, een mens van het volle leven, een echte bruinwerker met karakter en geen suffe treurnicht zoals die afgrijselijke Thom Yorke.
Het botsen der ideeën zal een boeiende conversatie teweeg brengen en het lijdt geen twijfel of een dezer lekkere wijven zal deze nacht in mijn beddebak belanden, stond ik op dat moment te bedenken.
Dat was echter zonder de schokkende assertiviteit van het vrouwvolk der jaren negentig gerekend. Ze namen mij met vieren te grazen, trokken mijn broek tot onder mijn oksels en stampten mij de straat op waar ik bloedend bleef liggen.
En dat dus allemaal op aanraden van die journalist van het Belang van Limburg.
Sindsdien is die journalist mijn vijand.
En bovendien vind ik Radiohead wel een tof groepje, ze hebben toch een aantal leuke meezingertjes, Polaroid Humanoid en zo, dat is toch een leutig liedje en ik vind sowieso dat er op popmuziek geen negatieve kritiek moet worden geleverd want de popmuziek heeft het al moeilijk genoeg en iedereen doet toch zijn best en laat de mensen toch alstublieft met rust. Ik vind, zelfs die gasten van Noordkaap maken af en toe een liedje dat ermee doorkan, waarover zeuren we dan nog.
Neen voor mij geen controversiële thema’s meer. Ik heb mij er voorgoed bij neergelegd: er is maar één thema: dat van het jongetje dat op verborgen plekken vervuld van de liefde de hand aan zijn roede slaat.
En dan vooral die aantal keren, op het einde van de jaren zeventig, op de hooizolder, met dat sexboekje dat ik van mijn buurman Ronny had gekregen. Mahella, de sexhoer van graaf Wallenstein, heette dat boek, een erotisch stripverhaal over een lustvrouw met een enorm lijf en een prettige sproetenkop met van die pipilangkous-paardestaarten er boven op. Vele uren van diepe verbondenheid heb ik met mijn Mahella aldaar en toen gesleten.
Soms kom ik nog op die hooizolder en alleen al de geur van het hooi en het stof doet mijn ogen volschieten met tranen. Waar is Mahella nu gebleven? Verbrand door mijn moeder in de stoof. Toen ik haar niet veilig had weggeborgen.
Sindsdien is er niets van wezenlijks belang meer gebeurd in mijn gehele rotleven. Zelfs niet het feit dat ik ooit eens het voorprogramma mocht spelen van Noordkaap. Ook dat was maar een voetnoot in het licht van die gebeurtenissen op die hooizolder. Met de beste wil van de wereld kan ik mij geen diepere, meer zinvolle en zingevende ervaring voorstellen.
Het is een fijn gevoel zo te kunnen leven. Niemand kan mij nog wat wijs maken. Ik heb het gehad, mijn leven en ik blik er in dankbaarheid op terug.