HET WUIVEN

Ik zat met mijn maat Rocky in de Kinky Star op de Vlasmarkt een consumptie te nuttigen. We bemoeiden ons met onze eigen zaken en vielen verder niemand lastig. We hadden al genoeg affronten opgelopen in ons leven.

Rocky sprak tot mij: ‘Vos, er gebeurde iets dat onwaarschijnlijk was. Weet gij het nog, Vos, die eerste lentedag vorige week. De zon was hoog aan de hemel gaan staan en gloeide weldadig op mijn kop. Maar er stond nog een nijdige noorderwind die de kilte van over het gindse Noordzeewater blies. Toch dacht ik een zweem van naderende lente te bespeuren, een bijna onmerkbare geur van jong gras en ontluikende leliën. Ik liep over de Graslei en in de verte aan de brug zag ik Cassandra naderen op de fiets. Een prachtig kind met lange gekrulde bruine lokken en een strenge Griekse neus en een blos op haar wangen. Een der zovele jonge vrouwen die het geluk in de schoot werd geworpen. Zij moest daarvoor geen actie ondernemen of handelingen stellen, enkel diende zij aanwezig te zijn op deze aarde en te baden in haar geluk dat haar door haar engelbewaarder was geschonken. Haar benen waren gehuld in rood nylon. Ze hield met haar ene hand haar stuur vast en met haar andere hand trachtte zij zo goed en zo kwaad als mogelijk haar rok tussen haar fietsende benen te proppen. Dit wervelende kledingstuk dreigde immers op te waaien in de gure voorjaarswind. Toen ze mij naderde herkende ze mij in een flits. Even staakte zij het tussen de benen proppen der rok en vormde haar ene hand een nerveus en stuntelig wuifgebaar. De wind deed zijn werk, zijn noodlottige werk. De rok waaide op. Ik zag twee zelfophoudende vuurrode kousen die halverwege haar dijen reikten, daarboven zag ik het melkwitte vlees van haar mollige heerlijkheden en ook een vluchtige zweem van een vermiljoenen kanten onderbroek. Toen werd mijn hart gebroken, Vos.’ Ik zei: ‘Ja, het is goed, Rocky, de rest moet ik niet weten. Gij zit met een verwachtingspatroon dat u als het ware is opgesolferd. Het is de schuld van de pornificatie, heeft Bart De Wever gezegd. Beelden in de media die ons voortdurend omringen projecteren in onze hersenen een illusie van lichamelijkheid die permanent aanwezig lijkt te zijn in het leven van de meeste mensen, een erotiek die voortdurend beschikbaar is, en vooral, en dat is het schrikbarende, voorkomt in situaties waarin mensen in alle omstandigheden een partner vinden die wil meewerken, meerdere partners zelfs die hun medemensen zonder morren tegemoet treden binnen het kader der seksualiteit. Moet ik er nog een tekeningetje bij maken? Mensen worden ongelukkig van het lichamelijke geluk dat zij rondom zich dag in, dag uit dienen te aanschouwen. Er is niet aan te ontsnappen. Het is te vergelijken, zo hoorde ik op de radio een sociologisch waarnemer beweren, met een land waarin mensen honger lijden en die bestookt zouden worden met beelden van en verhalen over lekkere dingen, zuurkool met worst en pannenkoeken met boter en suiker en tomatensoep met balletjes, ik zeg maar wat. Ik weet nu wel, Rocky, dat gij door dat beeld van die juffrouw Cassandra haar benen zot van ellende zijt geworden en u weer droevig langs de straten zult gaan dwalen. Kijk jongen, voor dat soort dingen, daarvoor bestaat gewoon geen oplossing, omdat er geen sprake is van medewerking natuurlijk. Van pornificatie in onze samenleving is geen sprake. Vroeger was het immers ook al zo. Lichamelijkheid was misschien minder aanwezig in de media maar zijt maar zeker dat de intensiteit van de beelden die ons werden aangeboden ons diep in onze zielen raakte. Ik weet nog goed dat ik een keer in een film het blote achterwerk van een Franse actrice had mogen aanschouwen en dat bloot achterwerk is in al zijn autonome hevigheid wel een jaar lang door mijn hoofd blijven spoken. Ik had genoeg aan dat ene beeld dat mij betoverd had.’
Toen sprak Rocky: ‘ik heb precies plots enorm veel goesting gekregen in tomatensoep met balletjes, zuurkool met worst en pannenkoeken met boter en suiker als toetje.’

LUC DE VOS