SPETTERENDE FEESTEN

Het waren spetterende feesten geweest. Er was zelfs ergens een meisje gesignaleerd met enkel een slip aan die een fles champagne over haar eigen blote boezem had gespoten.
Dat had ik dus van horen zeggen. Ik was er zelf niet bij. Ik had nochtans een poging ondernomen. Mijn maat Rocky en ik hadden gewacht tot een uur of twee om aan te zetten. Doch het mocht niet baten. In welke gelagzaal waar wij met luid gedruis ook binnenvielen, ons werd er verzekerd dat binnen een uur of vijf, zo tegen een uur of zeven, de hel pas echt zou losbarsten, dat we tegen dan een keer dienden terug te komen. Waarna wij ons richting thuishaven en beddenbak begaven. Ik droomde een nachtmerrie van een meisje dat een fles champagne ontkurkte, recht in mijn oog, zodat ik die nacht naar het ziekenhuis diende afgevoerd te worden en mijn carrière als zanger wel kon vergeten, want ik was sowieso al koning Eenoog in het land der blinden.
Nu zaten Rocky en ik gewoon in café de Video. Het feest en het vuurwerk waren voorbij. Business as usual and everything back to normal. Gewoon aan de toog zitten en dromen over van alles.
Er had een bandje gespeeld, allemaal van die funky liedjes. Dat vonden de heerlijke jongeren in dat café enorm puik. Rocky had er zitten op kijken op die gebeurtenissen en had een zucht van ontroering niet kunnen onderdrukken. Ik kon zijn gedachten lezen. Er bestaat zoveel nutteloze schoonheid op deze wereld, zo weerklonk het in zijn dichterlijke ziel. En wat zullen die meisjes dragen op al die feesten van morgen, zo dacht hij wellicht. Allemaal mooie kleren natuurlijk. Allemaal mooie kleren, zullen zij dragen. En zij zullen hun boezems ontbloten en vervolgens zullen zij de flessen ontkurken en vreugdevochten in het rond doen spuiten, zowel op een letterlijke als op een symbolische wijze die aan het seksuele refereert. Ja, dat zat Rocky allemaal te denken want ik ken hem, de smeerlap, ik ken hem als mijn eigen broekzak. Ik had net in de gazet een lezersbrief gelezen van iemand die zei dat we beter geen kinderen meer op de wereld zouden zetten want dat dat ecologisch niet meer verantwoord is. Elke aardbewoner draagt via zijn economisch gedrag op een bijna catastrofale manier bij aan de ondergang van de planeet. We moeten stoppen met onszelf voort te planten. De mens als soort zou in wetenschappelijk opzicht dienen te verdwijnen, de soort weegt te zwaar op de planeet. Maar als er geen kinderen meer zullen zijn in de nabije toekomst, wie zal er dan al die vreugde beleven, wie zal er die liefde geven die daar dan ijdel in de lucht zal hangen? Dat zou toch enigszins jammer zijn.
Ik werd er niet goed van, van die gedachte. Ik keek naar Rocky. Die moest dringend opgevrolijkt worden. Gelukkig bedacht ik op dat moment plots een goede mop en dit naar aanleiding van een ervaring die mij ooit ten deel was gevallen. Een paar jaar geleden belde er iemand op – en let wel, dit is echt gebeurd – en die man sprak: ‘Zeg Vos, we hebben hier een gigantisch artistiek project op stapel staan en we zijn nog op zoek naar iemand die zeer goede liedjes kan maken met een zeer goede tekst en die die liedjes binnen dat project zelf zou kunnen vertolken want die persoon dient ook nog te beschikken over een zeer goede stem. Nu is mijn vraag aan u, Vos: kent gij toevallig niet iemand met zulk een uitzonderlijk talent?’
Ik sprak tot Rocky: ‘Kijk eens Rocky, daar staat één van die prachtige jonge meiden. Ik stel voor dat gij haar tegemoet treedt als zijnde een vertegenwoordiger van een modellenbureau en tegen haar zegt: “juffrouw, wij zijn op zoek naar meisjes die intelligent, jong en vooral zeer mooi zijn. Is er in uw kennissenkring iemand die aan die vereisten beantwoordt?”’
‘Durft gij dat, Rocky?’
‘Natuurlijk durf ik dat,’ zei hij. Zijn gezicht klaarde op. Hij stapte op het meisje af, bedacht zich onderweg en keerde op zijn stappen terug.
‘Neen, Vos, ik durf het toch niet. Durft gij dat?’
‘Neen, Rocky, ik durf het ook niet, geloof ik.’

LUC DE VOS