BLOEDZUSTER

Hoogst zelden gebeurt het dat er mensen voor elkander zijn geboren.

Toch was dit voor een keer het geval bij mijzelf en prinses Diana. Wij waren twee zielen die voor elkander waren geschapen. Zij was mijn bloedzuster en ik haar bloedbroeder.
Ik zag haar voor het eerst in 1982. Zij liep door een straat op haar wagen toe en werd achtervolgd door persfotografen omdat zij in die dagen het onbekende meisje was dat zich naar verluidt zou verloven met de kroonprins van Albion die dolgaarne de democratie had afgeschaft zodat de mensen weer zouden gehoorzamen aan hun leiders die het goed met hen voorhadden en zij niet langer door steeds maar hun zin te doen zichzelf en de wereld in het verderf zouden storten maar dit terzijde.
Ik had het meteen gezien, een schok doorvoer mijn ledematen, deze Diana, deze bolronde blonde pandaberin was diegene waarnaar ik gedurende mijn ellendige rotleven al die jaren had gezocht.
Mijn diepe overtuiging hieromtrent werd gesterkt toen uit verdere berichten bleek dat zij een burgertrut was, gebuisd in het eerste jaar middelbaar kleuteronderwijs, maar op voorspraak en door adelstand toch tewerkgesteld geraakt als kinderoppas in een dagverblijf voor peuters.
Precies de vrouw die bij mij hoorde.
Ik zelf was ook zo’n verworpeling. Net als zij, die verrukkelijke Diana had ik nergens verstand van. Ik was tewerkgesteld op een kantoortje waar ik bonnetjes moest invullen en waar ik door iedereen werd gehoond omdat ik drie keer blijven zitten was in het eerste jaar onderwijzer. Maar op voorspraak van mijn nonkel die bureauchef was, was ik van armoe toch op dat ellendige kantoor beland.
Toen begonnen voor mij de lange jaren van verlangen naar mijn lieve prinses, denkend aan haar heerlijke naïeve borsten die ze torste zonder erover na te denken en haar goddelijke keukenmeidenmond die er leek om te smeken te worden gevuld door het goddelijke hete lustvocht uit mijn roede.
Honderden brieven naar Buckingham en Kensington Palace heb ik toen geschreven, jaren lang.
Ik schreef dat haar huwelijk met de kroonprins een vergissing was, dat als ze mij zou zien en kennen dat zij aan mijn voeten zou nederzinken en huilend van ontroering en geluk zou spreken: mijn lieveling, oh Vos, mijn lieveling, gij zijt het die ik in mijn leven heb gezocht en nu gevonden, ik zal u dienen met mijn lichaam en de moeder worden van uw kinderen, mijn prachtige, enige Vos, mijn ware, zoete geliefde.
Wij zouden gelukkig zijn geweest, zij en ik, in ons knusse huisje, een burgertrut en een burgerventje maar niettemin voor elkander geboren, verenigd in goddelijke liefde.
Mijn brieven bleven onbeantwoord. De verachtelijke jaren tachtig en de huiveringwekkende jaren negentig gingen voorbij.
Zoals ik had verwacht ging het ondertussen bergaf met Diana.
Haar bolle borsten verschrompelden omdat zij door niemand liefdevol werden bezogen. Zij verloor zich in vreetpartijen en nachten van lustbeleving met allerlei onduidelijke venten die haar niet begrepen.
Zij was op zoek, naar mij was ze op zoek maar zij kende mij niet. Wist zij veel dat haar privesecretaris al mijn brieven in de open haard wierp.
En zo is zij dan na een onvervuld leven een natuurlijke dood gestorven. In het soort kringen waarin zij zich bewoog is de dood in een auto-ongeluk en heel normaal verschijnsel. Het was volk met geld waar zij mee omging, maar een soort volk zonder manieren of beschaving, geen haar beter dan dat crapuul dat naar karatefilms op VT4 en naar Jambers kijkt en zich op zaterdagavond in een Toyota Celica gedrogeerd en bezopen tegen een paal doodrijdt op de Boomse steenweg op weg naar La Rocca in Lier.
Nu is zij dood en moet ik verder met mijn ellendige rotleven.
Heden ben ik een rondreizend zanger die zijn brood bijeenbedelt met het brengen van gevoelige levensliederen in parochiezalen. Wat kan het mij schelen, ik geloof rotsvast in de heropstanding van de doden en het onvergankelijke voortbestaan van de ziel in het eeuwig leven, het hiernamaals.
Eenmaal daar aangekomen zal ik Diana opnieuw ontmoeten en zij zal mij kennen en herkennen en aan mijn voeten nederzinken en we zullen keiharde sex doen met behulp van onze private erotische geslachtsdelen. Het gedruis zal tot op de aarde te horen zijn. De mensen zullen zich afvragen, wat is dat allemaal, wat is dat huiveringwekkend gelukzalige gedruis daar in de hemel boven onze hoofden.
Het riet zal het fluisteren en de vogels zullen het kwelen en schuifelen vanop hun tak: Het zijn Diana en Vos, zullen zij zingen, Diana en Vos, zijn het die daar liggen te vossen, te vossen in de hemel onder de goedkeurende blikken van een God die rechtvaardig is omdat hij het aardse verdriet heeft vernietigd en mensen die voor elkander waren geschapen maar op de aarde niet tot elkander konden komen, in de hemel elkander doet wedervinden.
Daarom zeg ik: leve onze rechtvaardige katholieke God! Vaarwel lieveling Diana, tot wederziens in het hiernamaals.