DE VERWARRING

Ik ben niet meteen een uitblinker in het sociaal verkeer. Ik heb vaak het gevoel dat ik op café buiten gekeken word. Zeker de jongste tijd.

Ik lieg immers niet meer over mijn leeftijd. Ik vertel iedereen hoe oud ik echt ben. En dan zeggen ze: ‘is dat echt waar? Zo oud al?’ En dan hebben ze gelijk geen goesting meer om met mij te babbelen. Ik ben hier tien miljard jaar niet aanwezig geweest op deze planeet en de volgende tien miljard jaar zal ik hier ook niet meer aanwezig zijn. In het licht van die vaststelling is iedereen die nu leeft eigenlijk even oud.
Ik kwam gisteren binnen in de Video en ik had het gevoel dat ze dachten, de mensen: wat komt die hier nu doen? Hoe moet dat zijn met echte ouderen van dagen, denk ik dan. Wie wil er nog babbelen met mensen van bijvoorbeeld negentig jaar?
Ik kwam vorig jaar op de Gentse feesten een oude vlam van mij tegen. Ze was zo oud als ik. Ik had net twee tripels van de goede oude paters van Westmalle gedronken. Ik was die paters ooit gaan bezoeken toen ik daar in de buurt was. Ik was aan het denken aan die paters en aan de oneindigheid van de liefde waarin zij geloofden. Ik herinner mij dat er op dat ogenblik een traan in mijn ogen blonk omdat ik aan de oneindigheid dacht waarin die paters geloofden en aan de eventuele onwaarschijnlijkheid van die oneindigheid. Daaraan dacht ik daar, op de Gentse feesten, om negen uur in de avond, in het stervende zonlicht. Zou de zon morgen weer opstaan, dacht ik, of zal er een mensenoffer moeten worden gebracht, opdat morgen de zon weer zou schijnen? Gedurende de feesten word ik geconfronteerd met een aantal gevoelens die diep in mij verborgen liggen maar die ik niet toelaat mijn levensloop te bepalen. En toen kwam ik die oude vlam tegen en ze was al zo oud als ik en zo mooi als vroeger was ze niet meer en ze zei dat ze mijn boek had gelezen van een aantal jaar geleden en ze zei ook dat ze die passage waarin ik een vruchteloze liefde bedreef met onze prinses Mathilde, dat ze die passage weerzinwekkend vond. Ik antwoordde dat ze dat boek niet goed had gelezen, dat het vol stond met symbolen en verwijzingen, en dat die passage een verbeelding was, een schreeuw naar haar toe, om de liefde terug te vinden die ik voor haar had gevoeld. Maar dat kon zij niet begrijpen en toen ging ze alweer van mij heen. Ik had haar in geen twintig jaar gezien en ook de volgende twintig jaar zou ik haar wellicht niet meer terugzien en de volgende tien miljard jaar godweet ook niet. Zoals ik zei: ik ben geen uitblinker in het sociaal verkeer. Vandaar dat ik meestal alleen aan de toog zit te drinken. Maar ik weet wel één ding wat het sociaal verkeer betreft: vertel nooit geen moppen. In deze vorige zin staat een dubbele negatie. Maar ik schrijf hier expres een dubbele negatie om de nadruk op het negatieve te leggen en in het Gents zeggen ze dat ook altijd zo: ‘nooit geen’. Vertel dus nooit geen moppen aan de toog en zeker niet tegen meisjes. Ik zat eens aan de toog met een meisje en ik wist niet meer wat te vertellen want mijn gesprekstof was op. Ik vertelde daarom die mop van die Duitsers in Engeland. Dat vond ik toch een goede mop, die van die Duitsers in Engeland. Ik zei tegen dat meisje: ‘kent u die mop van die Duitsers in Engeland?’ En dat meisje, dat ik van haar noch pluimen kende, zei: ‘Neen, ik ken die mop niet van die Duitsers in Engeland. Ik sprak: ‘er waren eens twee Duitsers die in Engeland waren en in de bar van het hotel twee Martini’s wilden bestellen. En zegt die ene Duitser tegen de barman: ‘Zwei Martini’s, bitte.’ Want die Duitsers kenden geen Engels. En die barman vraagt: ‘Dry?’ En die Duitsers in koor: ‘Nein, zwei!’’ En dat meisje zei: ‘ik begrijp de mop niet, die Duitser had toch twee Martini’s gevraagd, waarom vraagt die barman dan of hij er drie wil?’ Toen moest ik beginnen uitleggen dat ‘dry’ in het Engels niet drie betekent maar eigenlijk ‘droog’. ‘Maar een Martini is toch altijd nat?,’ zei dat meisje.
Vertel dus nooit geen moppen aan een wildvreemd meisje aan de bar.

LUC DE VOS