LANGS DE WEGEN

De mensen denken dat ik hier de helft van de tijd met mijn duimen zit te draaien en mij dood zit te vervelen omdat ik toch niets te doen heb en alleen de zaterdagavond een paar liedjes moet gaan zingen.

Dat denken de mensen over zangers en ze hebben gelijk. Ik voer in wezen geen klap uit heelder dagen. Om de zoveel maanden maak ik een plaat of schrijf ik een boek. Zoveel tijd kruipt daar niet in want moeilijk is het niet. Na verloop van tijd krijgt u dat soort dingen in de vingers. Een velomaker, die gaat toch ook niet bij elke velo die hij herstelt denken van: ‘kijk jongens, nu ga ik deze velo eens herstellen dat de stukken ervan af vliegen, daar zal zeker volk op afkomen, zodanig geweldig zal ik nu deze fiets herstellen!’ Elke velomaker zal u vertellen dat het zo niet werkt. Een velomaker herstelt een velo en dan gaat hij aan de slag aan de volgende velo, zodat de mensen content zijn. En verder geen gezeur. Zo werkt het ook in de sector van het amusement en de cultuur. Sommige cultuurfilosofen willen de mensen een rad voor ogen draaien wat deze materie betreft en hebben het dan vaak over het artefact dat het resultaat vormt van geheimzinnige scheppingsprocessen waar alchemistische truuken aan te pas komen. Veelal stroken deze beweringen niet met de waarheid. De kunstenaars en schrijvers en artiesten die ik ken beschouwen hun beroep als een ambacht. En ze hebben liever dat de mensen hun kop met rust laten.
Ik heb aldus veel vrije tijd. Wat ik doe dat kan ik goed. En een keer ik er aan begonnen ben is het binnen de kortste keren klaar. Daarna ga ik wandelen. Dat is het liefste wat ik doe, door Gent wandelen. Bij voorkeur langs de vergeten hoeken en kanten van onze stad. Kilometers en kilometers doe ik aldus per dag. Al dromend en al nadenkend.
Donderdag liep ik alweer te dromen langs de straten. Zo heb ik al veel mensen die mij tegenkwamen geaffronteerd. De mensen denken dat ik geen goedendag wil zeggen omdat ik mijzelf een belangrijke popzanger vind. Niets is minder waar. Ik loop alleen altijd maar te dromen. Ik ben zanger geworden om met de mensen te kunnen communiceren. Want door communicatie kan liefde ontstaan en liefde is zowat het belangrijkste in mijn bestaan.
Ik liep langs de vaart aan de Gasmeterlaan. Het motregende. Er was geen levende ziel op straat. Er reden een paar auto’s voorbij en ik zag de mensen in die auto’s denken: wat loopt die rare snuiter daar zo alleen in de regen op straat te doen. Ik had het hen kunnen vertellen indien zij halt hadden gehouden in hun jachtige vaart. Ik had hen kunnen vertellen dat ik hier wat liep te dromen en mij nergens mee te bemoeien, en dat zouden meer mensen moeten doen. Het was een wijze levensles die ik die mensen had kunnen geven. Maar neen, zij raasden maar voort doorheen hun bestaan. Zonder stil te staan bij de belangrijke dingen in het leven zoals de stilte en de dagdroom.
Ik kwam voorbij het gebouw van Alcatel Bell, de telefoonmaatschappij. Het gebouw stond leeg, dat zag ik nu pas. Ik had het altijd raar gevonden dat de uitvinder van de telefoon Graham Bell heette toen ik klein was en ik vroeg mij af of we daarom zeiden: ‘ik zal u eens bellen.’ In de taalkunde noemt men dat eponiemen, een soortnaam die op een eigennaam teruggaat. Bearnaisesaus komt uit het plaatsje Béarn in Frankrijk en de duffelcoat komt uit Duffel. Ik dacht dat bellen ook een eponiem was. Nu weet ik beter. We gebruiken het werkwoord bellen omdat er vroeger aan de telefoon een bel hing die begon te rinkelen wanneer er telefoon was. Dat heeft niets met Graham Bell te maken. Het is gewoon een ongelofelijk toeval dat de man die de telefoon uitvond Bell heet. Zijn naam zal in het Nederlands voortleven in de handeling van het telefoneren en dit als een eerbetoon dat op toeval berust.
Naast Alcatel staan nog altijd de oude, verlaten maalderijen van De Nieuwe Molens. Die moeten meer dan honderd jaar oud zijn. Het zijn de meest lugubere fabrieken van Gent. Achter de maalderijen staan er twee reusachtige stalen dodekaëders, onderdelen wellicht van een gasinstallatie, helemaal overwoekerd door een reusachtige klimop. In de motregen zag het er allemaal nog meer sinister uit dan anders. In mij rees de hoop dat ze deze prachtige restanten van een recent verleden niet zouden afbreken of ombouwen tot lofts maar dat men ze verder zouden laten verkommeren en overwoekeren. Een vooruitstrevende beschaving die in het reine is met zichzelf heeft ook schone, angstaanjagende ruïnes nodig.

LUC DE VOS