OP WEG NAAR DE TOEKOMST
Ik bevond mij te Gent. Ik liep over de brug over de Schelde achter de Vooruit. Daar zat een meeuw eenzaam te dobberen. Zo rustig zat zij daar te dobberen dat het enigszins opviel.
Een eind verderop zat een hele bende meeuwen eindeloos te kwetteren op het water. Niet deze meeuw. Neen, deze zat rustig in haar eentje te dobberen. Wellicht kreeg zij er een punthoofd van, van dat eeuwige meeuwengekwetter en dat drukke gedoe ter land, ter zee en in de lucht. Deze meeuw droeg in zich de symboliek van het individu dat zich aan de zelfkant van de samenleving bevindt en zich ter beschouwing in zichzelf wenst te keren. Daar zat een thema in voor een gedicht of voor een lied. Ik ben altijd op zoek naar themata waar ik dan op een literaire manier mee aan de slag kan. Ik dacht nog: ik maak een lied en ik noem het: de ronddobberende meeuw. Dit plan liet ik snel weer varen want ik overwoog: dit thema is reeds aan bod gekomen in tal van andere liederen en gedichten. Alles is al een keer aan bod gekomen. Zeker dat soort dingen, de tegenstelling tussen het individu en de samenleving. Ik kreeg er nu zelf een punthoofd van. Ik had er even geen zin meer in, in het belichten van themata. De gebeurtenissen zelf, die zijn op zichzelf al interessant genoeg, die hoeven geen symboliek of betekenislagen in zich te dragen.
Ik ging de Vooruit binnen om naar het optreden te gaan kijken van Billy Corgan, dat is de zanger van The Smashing Pumpkins, maar die groep bestaat niet meer. Ik zag de Smashing Pumpinks in 1992, in diezelfde Vooruit. Dat was al zolang geleden. Veel jongeren van nu hebben zelfs nog nooit van The Pumpkins gehoord. Iemand die nu twintig is, was in die tijd pas zeven jaar oud en luisterde wellicht nog naar Bart Peeters and The Radio’s en naar Clouseau. De tijd die zo snel verglijdt, dat is ook een thema dat ik reeds onder handen nam. Billy Corgan had toen nog lang krulhaar en had van dat babyvet en hij was nog niet die magere kale vogelschrik van nu. Ik herinner mij dat concert nog levendig want ik was verliefd op dat meisje dat bas speelde bij the Pumpkins. D’arcy zo luidde haar naam. Een lief blond meisje. Het was nog de tijd van het stagediven. Het was me daar een heksenketel, zeg! Ik was nog jong en ik kroop voortdurend op het podium. Ik wierp D’arcy telkens een handkus toe en dook toen alweer de kolkende massa in. Dat waren nog eens tijden. Ik geloof dat ik toen nog een stamp heb gekregen van Billy zelf. Dat stagediven hebben ze in de loop der jaren afgeschaft want het leidde de artiesten en de mensen in de zaal die niet stagediveden te veel af van de kern van de zaak. Nu stond Billy daar weer op dat podium. Hij weigerde liedjes van The Pumpkins te spelen, hij wilde enkel zijn nieuwe liederen ten gehore brengen. Dat was niet naar de zin van een aantal mensen in de zaal. Iemand brulde dat hij zijn geld terug wilde. Billy kon er niet mee lachen en was geheel van zijn melk. Ik was beschaamd in die vent zijn plaats. Laat de mensen toch met rust dacht ik en bemoei er u niet mee. Daar zat een thema in voor een lied, dacht ik, dat de mensen zich beter niet met de zaken van iemand anders zouden bemoeien. Maar dat thema was al reeds vele malen belicht binnen de wereldliteratuur, onder andere bij Cervantes en Maurice Gilliams.
Na het optreden hield Billy nog een toespraak waarin hij zei dat het verleden voorbij was en dat het nu tijd was om nieuwe paden te bewandelen. Dat thema had ik zelf al vele malen belicht in een aantal van mijn liederen, onder andere het lied waarin het vers ‘op weg naar de toekomst’ voorkomt. Hoe heette dat lied ook alweer? Ik was de titel van mijn eigen lied vergeten. De aftakeling had zich nu voorgoed ingezet, zo besefte ik op dat moment. Ik had reeds alles gemeld wat ik te melden had en ik begon bovendien te vergeten wat ik reeds had gemeld. Er daalde een soort van rusteloosheid over mij heen.
Ik ging die nacht nog iets drinken in een discotheek. Ik kwam Bent tegen, dat is iemand die ik ken. Hij had een volle blonde baard. Dat was raar want ik had hem de vorige dag nog gezien zonder baard. Het was een bevreemdende omstandigheid. Bent zei dat hij die baard in een kostuumwinkel had gekocht en had opgeplakt en aldus ter discotheek was getrokken om ook een keer het gevoel te hebben een baard te dragen, want zijn baardgroei was van die aard dat hij nog nimmer een volle baard had weten te kweken. Eindelijk nog eens een nieuw thema voor een lied, dacht ik: de man met de opgeplakte baard in de discotheek. Hoera!
LUC DE VOS
Comments are closed.