VAARWEL EN MISSCHIEN TOT ZIENS

Twaalf maanden lang heb ik u de eer gehad u, mijn liefste lezeressen en ook lezers, deelachtig te maken aan mijn zoektocht naar het goede en het schone in de mens. Ik heb u geduid op de geneugten die verbonden zijn aan deugden zoals vrijgevigheid, zuinigheid, liefde tot de natuur, beleefdheid in de omgangsvormen en nog vele dingen meer. Ik hoop dat u er in de eerste plaats van genoten hebt, van de lectuur van mijn geschriften, bedoel ik. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik u een ogenblik verpozing mocht schenken. En mochten mijn geschriften enige vorm van reflectie hebben teweeggebracht, dan is dat alleen maar meegenomen maar het hoefde natuurlijk niet echt.
Dit is alweer mijn laatste bijdrage aan uw lijfblad, het jaar is rond. De belangrijkste deugd heb ik voor het laatst opgespaard. Kent u dat liedje uit de hitparade: ‘Ik ben jong’ van de groep Spring? Het gaat van: ik ben jong, de wereld ligt aan mijn voeten, mijn smoel staat vol met sproeten, en zo verder. Een heerlijk lied is het. Het is een uiterst makkelijk lied en ook heel populair maar we leven nu eenmaal in een samenleving waar makkelijke dingen heel populair zijn en af en toe weet ook de wereld van het commerciële iets moois te verzinnen. Het moet niet allemaal hoogstaande kunst zijn.
Het lied van Spring weet perfect mijn liefde te verwoorden voor iedereen die jong is. U moet weten, ik ben zelf nauwelijks jong geweest. Toen ik een jongeling was had ik niet de geestelijke of sociale capaciteiten om in het werkelijke leven te staan. Ik was een angstige, verlegen jongen die altijd thuis zat te dromen over hoe dat zou zijn, in het werkelijke leven te staan. Hoe vaak heb ik niet een traan weggepinkt toen ik alweer op een avond meisjes op hun fiets naar de fuif in het dorp zag rijden. Ik wist dat ik er niet bij behoorde, dat er op die fuif lol zou worden getrapt zonder mij en dat er zoete beloftes en woorden van zingeving zouden worden geuit, in die zaal, zo dichtbij en zo ver weg. Toch was ik in mijn hart deelachtig aan hun geluk. Omdat ik wist dat er ergens op de wereld jonge mensen waren die een nieuwe wereld, misschien een sprankel nieuw geluk op aarde, aan het voorbereiden waren. Dat er zulke mensen bestonden was een heuglijk feit, een troost op zich. Zeker voor iemand als ik, een verworpene, die waar hij ook in het rond keek, voor zichzelf nergens zingeving ontwaarde.
Nu, al die jaren later ben ik zelf niet jong meer maar ben ik er meer dan ooit van overtuigd dat ik eeuwig jong moet blijven om die verloren jaren uit mijn jeugd alsnog in te halen. Er bestaat een eenvoudig middel daartoe en dat middel heet onbezonnenheid. Onbezonnenheid bij onze jeugd maar ook bij mensen die niet meer zo jong zijn dienen wij toe te juichen. Laten wij alstublieft een voorbeeld nemen aan onze jeugdige volksgenoten, die heerlijke jongeren, die enkel leven met het heden, niet met de toekomst of het verleden, die onbesuisd door straten en velden jagen met hun eeuwige geschater en een blos op hun gezonde bolle wangen.
Laten wij de angst voor de spijt uit ons systeem bannen. Vaak zijn er mensen die mij waarschuwen: doe dat niet, gij gaat er spijt van krijgen. Laat mij een kleine anekdote vertellen, uit het leven gegrepen. Ik zat vorige week in een restaurant. De ober kwam de wijnkaart brengen. Die stond vol met onbegrijpelijke wartaal in het Frans. Van wijn heb ik sowieso geen verstand. Ik sprak tot de ober: ‘weet u wat, meneer, brengt mij maar de duurste, dat zal wellicht de beste zijn.’ Ik zag die ober denken: daar gaat die mens spijt van krijgen. De rekening achteraf was inderdaad gigantisch en het scheelde geen haar of mocht die nacht nog de afwas doen in het restaurant. Al mijn geld was op, maar ik had wel een heerlijke wijn gedronken, die konden ze mij niet meer afnemen. En morgen zagen we wel weer, dan ging ik wel een boterham eten bij de buren, bij wijze van spreken.
Ik wel maar zeggen: ik heb al vaker spijt gehad van dingen die ik niet deed, dan van dingen die ik wel deed. Had ik nu, al die jaren geleden, een keer mijn fiets genomen en was ik die meisjes die naar de fuif reden een keer achterna gegaan? Wat voor mooie dingen konden er niet zijn gebeurd? Misschien was er wel een meisje aanwezig geweest op dat feest dat door mijn verlegenheid heen zag en mij in haar armen had genomen en mij een ogenlik van geluk en tederheid had geschonken. Ik zal het nooit weten. Het is allemaal te laat en voorbij, voorgoed voorbij.
Ik druk het u op het hart: weest stoutmoedig en onbezonnen in alles wat u onderneemt, lieve lezeressen en lezers. Ik groet u. Vaarwel en misschien tot ziens!

LUC DE VOS