EEN EMANCIPATORISCH GEGEVEN

Zoals u wellicht weet ben ik de zanger van een Vlaamse popgroep. Tal van mensen, waaronder mijn eigen moeder, stellen mij vaak de vraag: en, brengt dat wat op, zanger zijn, neen zeker? Dan antwoord ik altijd: ik moet tenminste niet elke dag om zeven uur opstaan om tegen mijn goesting naar mijn werk te gaan en ik krijg overal waar ik kom gratis bier en boterhammen met salami. Dan lachen ze groen, ik kan het u verzekeren.

Maar inderdaad, zoals ik al vaak stelde, ik modder ook maar wat aan in de marge van het amusementsgebeuren. Baat het niet, het schaadt ook niet.
Vanwaar deze bescheidenheid? Volgend jaar verschijnt er bij de uitgeverij Garamond te Parijs een beknopt sociologisch essay van mijn hand onder de titel ‘La musique Rock: vers un néant annoncé’. In dat essay wijs ik er onder andere op dat popmuziek, in tegenstelling tot wat velen denken, in de samenleving niet langer een rol van betekenis speelt. Er is wel volop entertainment: Helmut Lotti, Clouseau, The Night of the Proms, het Swingpaleis, Idool 2003, Radio Donna, the Fun, the Hits en the Tits, kortom allemaal leutige dingen voor de mensen. Entertainment is iets gezelligs en aangenaam om naar te luisteren. En ze spelen altijd liedjes die de mensen kunnen meezingen of waar ze kunnen op dansen. Popmuziek daarentegen, daarbij denken de mensen in de eerste plaats aan een club van enige onbenullen, vieze jonge gasten die in een microfoon staan te brullen en onontwarbare klanken aan een gitaar of computer ontlokken. Men dient deze jongens te gaan aanschouwen in vochtige kruipkelders waar de sanitaire installaties het voorgeborchte lijken van de hel. En het trekt ook allemaal zo op elkaar, zeggen de mensen. Welke simpele cultuurconsument weet op den duur het verschil nog te duiden tussen bands als The Datsuns of The John Spencer Blues Explosion of the Black Rebel Motorcycle Club of hoe die ellendelingen allemaal mogen heten? Het is een hoop lawaai waar geen touw aan vast te knopen is. We zijn als het ware terug bij af, veertig jaar teruggeworpen in de tijd, toen onze voorouders schande spraken over Elvis en The Beatles. Uit onderzoek naar het kijkgedrag van de Belgen is gebleken dat elke gitaar die in beeld komt een zapmoment is. Vanaf het ogenblik dat mensen een gitaar op het scherm ontwaren denken ze: lieve help, nu komt er weer een onnozelaar lawaai maken. Dat is echt waar, schijnt het, ik zit dat hier niet uit mijn duim te zuigen. Vandaar dat programmamakers steeds vermijden gitaren in beeld te brengen wanneer er iemand een lied aanheft in een show. U moet er een keer op letten wanneer u bijvoorbeeld naar het Swingpaleis zit te loeren. Er is daar ergens in de verte wel een orkest aanwezig maar men toont alleen sfeerbeelden van frisse jonge dansende en zingende mensen die genieten van het leven alvorens zij later onverbiddelijk hun graf zullen induikelen. Dat zien de mensen graag. Dat geeft een troostend gevoel, dat iedereen sterven moet, ook de helden en heldinnen van het Swingpaleis.
Popmuziek was wel degelijk een emancipatorisch gegeven in de jaren zestig, met de komst van de Beatles onder andere, die een tijdperk kleurden van vrijheid en ontluistering van vooroorlogse machtsstructuren. Een tijd lang vormde popmuziek inderdaad een platform voor allerlei iconen waarop de jongeren van de nieuwe tijd hun eigen emancipatie, hun drang naar zelfbevestiging projecteerden. Een gitaar was in die tijd nog een erotiserend gegeven. Een heteroseksuele jongen met een gitaar kon telkens op de aandacht rekenen van heteroseksuele meisjes. Het kantelmoment is er ergens gekomen in het begin van de jaren tachtig, zo meen ik. De popmuziek verloor van de ene dag op de andere zijn glans als bevrijdend element. Allerlei nieuwe vormen van hedonisme staken de kop op. De seksuele revolutie was een feit, het juk van het ouderlijk of ander maatschappelijk gezag woog niet langer op een generatie die zich had bevrijd van alles wat stoffig, ouderwets en ingewikkeld was. Eindelijk waren de mensen gelukkig geworden. De zuivere popmuziek werd, zoals ik in de inleiding stelde, een genre in de marge van een mondiaal, multimediaal en commercieel amusementsgebeuren.
Waarom ben ik dan toch popmuzikant geworden, zo zal men zich nu afvragen. Zoals ik reeds zei, als popmuzikant krijgt u overal waar u komt gratis bier en boterhammen met salami. Dit soort gekregen paarden mag men niet in de bek kijken, vind ik.

LUC DE VOS