DE GROT

Verscholen in de grotten,
Leef ik een leven van een held.
Ik praat er met mijn schaduw,
Ik schuil angstig voor geweld.

En het daglicht is de vijand,
Van mijn daden en mijn dromen.
En het maanlicht is de vijand,
Van mijn dwaaltocht in jouw dromen.

Enkel wolven kunnen huilen,
Over wat ik voel voor jou.
Bij de wolven kan ik schuilen,
In mijn dwaaltocht door de kou.

Ik ben de koning van het schuilen,
In de grotten van verdriet.
Bij de wolven kan ik huilen,
En niemand die het ziet.

En het daglicht is de vijand
Van mijn daden en mijn dromen.
En het maanlicht is de vijand,
Van mijn dwaaltocht in jouw dromen.

In de grotten blijf ik wonen,
Met mijn schaduw en de wolven.
In de grotten kan je horen,
Dat ik huil met de wolven.
In de grotten blijf ik wonen,
Tot ik door stenen wordt bedolven.

Want het daglicht is de vijand,
Van mijn daden en mijn dromen.
En het maanlicht is de vijand,
Van mijn dwaaltocht in jouw dromen.

tekst: Gert Vandenrijn