HET EINDE VAN DE WERELD

Het was de tweede zondag van de advent en buiten woei de sneeuw door de donkere dagen.

Mijn maat Rocky zat naar aanleiding van de op handen zijnde komst van onze verlosser in A Christmas Carol van Charles Dickens te lezen, een verhaal over Scrooge, een wrokkige oude vrek die in de kerstnacht door geesten wordt bezocht en op het einde van die doorspookte dromen in de ochtend het licht ziet en zijn leven ten goede verandert. Rocky sprak: ‘Vos, gij moet eens horen wat ik hier lees: “Toen eindelijk het uur van sluiten sloeg kwam Scrooge met tegenzin van zijn kantoorkruk overeind. De arme Bob Cratchit, zijn klerk, die hier al uren naar had uitgekeken, blies meteen zijn kaars uit en zette zijn hoed op. Scrooge zei: “jij zult morgen met kerst wel vrij willen hebben. Als ik dan ook je loon inhield, zou meneer zich verongelijkt voelen. Maar dat ik een dagsalaris voor niets betaal, dat vindt meneer heel normaal.” Bob sprak: “Het is maar eens per jaar, meneer.”‘ En dan voegt Scrooge er nog aan toe: ‘”Een keer per jaar!: een mooi excuus om een hele dag op iemands zak te leven. Enfin, het schijnt erbij te horen. Ik verwacht je de volgende dag des te vroeger hier.” En Bob die zei: “dat spreekt, meneer.” Op tweede kerstdag werd er dus ook gewerkt, Vos, in de negentiende eeuw. Dat zouden al die werknemers van vandaag een keer moeten lezen.’ Ik zei: ‘ik denk, Rocky, dat de mensen geen tijd meer hebben om zoveel te werken als in die dagen, er is van alles en veel te veel te doen. Over de eeuwen die achter ons liggen kan men zeggen dat zij achterlijk waren en dat onze voorouders onderdrukte loonslaven waren, maar zij hoefden zich alleszins niet druk te maken over de toestand in Palestina en de hervorming van het onderwijs en over het nieuwe seizoen van Mad Men. De mensen zijn zot geraasd door het catastrofale bombardement aan indrukken die zij dag en dag te verwerken krijgen. Ons brein is misschien niet gemaakt om in deze hectische tijden te leven, mijn brein zeker niet. Ik ben moe, zo moe, Rocky. Ik was gisteren in een boekhandel in de stad en daar viel mijn blik op het nieuwe drukwerk van Elke Van Elderen, die echtgenote van Regi. Ik zag het daar staan: Breien met Elke. Er komen inderdaad massa’s boeken uit, ik weet het, maar dit boek was er plots te veel aan. Bij de rampzalige stapel informatie in mijn brein werd op dat ogenblik de wetenschap toegevoegd dat Elke een boek had geschreven over breien. Ik voelde de grond onder mijn voeten wegzakken. Er stond daar gelukkig ergens een krukje waar ik even op kon gaan zitten. Er moest ook nog gebreid worden, en Elke zou dit gebeuren in goede banen leiden. En toen ik thuis kwam begon ik de gazet te lezen en daarin stond dat Karen van K3 zich voorbereidde op het einde van de wereld op 21 december van dit jaar. Volgende week dus; de Maya’s hadden die ondergang voorspeld. Er moest niet alleen gebreid worden, we moesten ons intussen ook voorbereiden op de ondergang. Ik werd er een beetje opstandig van, maar ik was te moe om die opstandigheid ook in daden om te zetten door bijvoorbeeld ons konijnenhok met een voorhamer te gaan vernietigen want dat hok werkt al een tijd enorm op mijn zenuwen omdat ons konijn Willy er weigert te gaan inzitten en liever vertoeft in weer en wind.’ Rocky zei: ‘dat van het einde van de wereld zou ik mij niet te veel aantrekken, Vos. De Maya’s hadden de Spaanse veroveraar Cortez ook niet zien aankomen. Hun eigen ondergang hadden zij niet voorspeld, hoe zouden ze dan de ondergang van de gehele wereld hebben kunnen voorspellen? Zij offerden volksgenoten om de zonnegod te behagen, opdat de zon de volgende dag zou opkomen. Hoe zot kunt gij zijn? Zij werden tot slaven gemaakt en hun rijk werd vernietigd. Hun wereld was al vijfhonderd jaar eerder dan voorspeld ten onder gegaan. Men kan de Maya’s dus in zekere zin gruwelijk naïeve optimisten noemen. En verder, Vos, wens ik u nog een zalig kerstfeest en een gelukkig Nieuwjaar.’

LUC DE VOS