ALLES BESTAAT AL

Wat betreft het opvullen van het gat in de markt is De Wasbar een schot in de roos. Dus ik zou zeggen: proficiat, jongens, en nog veel succes toegewenst in de horeca en het vrije marktgebeuren.

Omdat ikzelf een wasmachine bezit, had ik nog niet echt de behoefte gevoeld mij naar de Wasbar te begeven. Maar ik liep er al ettelijke keren voorbij en het is me daar nu toch een gezellige drukte met al dat volk dat er de was komt doen en er ondertussen een consumptie kan consumeren en een praatje slaan. Maar ik durfde er niet zomaar naar binnengaan, zo zonder aanleiding. Stel dat er iemand op mij zou afkomen die zou zeggen: ‘en, waar is uw wasgoed?’ En dat ik dan zou moeten zeggen dat ik het onderweg verloren was of thuis vergeten. Ik kan echt niet liegen, ik begin dan altijd te zweten en daarna te stotteren en ik dacht nog: misschien kan ik in een uiterste nood mijn neusdoek opdiepen en zeggen dat deze neusdoek dringend moet worden gewassen. Maar ook dat zou verdacht zijn geweest en toen liet ik het maar zo. Ik ben blij dat de samenleving evolueert in een richting waarbij het aangename aan het nuttige wordt gekoppeld. Ik kom uit een tijd en een ruimte waarin kleren wassen een enorm deprimerend gebeuren was. De werkmensen en keuterboeren van aan het kanaal leken er de reden van hun bestaan aan te ontlenen, aan dat gewas en geplas. Dat ging maar door, dag in en dag uit. Wanneer het regende, dan hingen ze die hele godsvervloekte zooi kleren in huis te drogen, op stoelen en banken. Ik associeerde kleren wassen met het verschijnsel ‘werkmens’ binnen zijn meest negatieve connotatie. En met het lot van de jongen die tegen zijn wil geboren was bij mensen die hun eigen was moesten doen. Liever was ik bij rijke mensen geboren geweest. De nieuwe mensensoort, de stadsmens van heden ten dage heeft het wasgebeuren losgekoppeld van deze negatieve connotaties door van het wassen een vrolijk postmodern gebeuren te maken en door het te betrekken binnen een sociabiliseringsproces. Waarvoor hulde. Mag ik hierbij toch één ding aanstippen: uiteraard is het zo dat er niets nieuws onder de zon is. Zelfs Homeros, die met de Ilias zogezegd de eerste roman in de geschiedenis schreef, had zijn mostaard gehaald bij volksverhalen die hem oraal werden overgeleverd door mensen die mondeling praatten. Homeros hoefde het enkel maar op te schrijven. Op een zelfde wijze moet ik vaststellen dat de combinatie van een of ander ambacht met een horecazaak in vroeger tijden ook al bestond omdat de brouwerijen in die tijd hun panden verhuurden aan eender wie lust had om naast zijn of haar dagelijkse bezigheden nog een aantal vaten bier te verzetten. Er bestonden toen nog geen businessplannen, men deed maar wat, zolang het gerstenat maar vloeide. Aldus heb ik zelf inderdaad mijn velo nog laten herstellen bij een velomaker in Ertvelde die ook een tap had staan in zijn toonzaaltje en waar men een glas bier kon krijgen terwijl de velomaker doende was. Het idee van de wasbar is puik en tegelijk niet nieuw. Maar dat mag geen verwondering wekken, daar elk gat in de markt ondertussen moet zijn opgevuld. Ik besef nochtans dat er in het cyberuniversum voortdurend een queeste aan de gang is naar nieuwe apps en binnen dit universum kan wellicht een of andere wizzkid nog snel een miljard dollar ophalen, maar ondertussen moet zowat alles uitgevonden zijn. Qua gat in de markt heb ik in de tijd dat de computers nog niet bestonden zelf nog een poging gedaan om rijk te worden met het bedenken van slogans om op t-shirts te drukken, bedoeld voor eenzame jongens, van die leuke, enigszins provocerende opschriften, leuk om dragen op festivalweiden, genre: I’m a miserable bastard so why don’t you f*** me. Hoe dan ook moest er iemand ergens op de planeet al op hetzelfde idee gekomen zijn, dat kon niet anders, met die zeven miljard aardbewoners die voortdurend over van alles aan het nadenken waren. Diegenen die iets nieuws wensen uit te vinden hebben een probleem en het probleem is: alles bestaat al.

LUC DE VOS