AMOR VINCIT OMNIA

Beste Amelie,
Ik heb met veel belangstelling en stijgende ontroering uw schitterende boek in één lange ruk uitgelezen. Het is een boek over de liefde. Over hoe de liefde alles overwint. Alle mannen zijn ellendelingen en idioten maar met dat soort bijkomstigheden valt er te leven. Amor non talia curat. Op kleinigheden let de liefde niet, zo schrijft Vergilius in zijn Bucolica. Dit gegeven lijkt mij ondanks uw schampere, bijtende observaties de diepere kern van uw boek.

Daarnaast heb ik uiteraard veel bijgeleerd over de praktijk van de lichamelijke liefde, wat voor u een van de beweegredenen zal zijn geweest om dit boek te gaan schrijven. Ik weet nu inderdaad wat ikzelf allemaal niet moet doen. Witte kousen dragen gedurende het liefdesspel bijvoorbeeld. Tot en met de lectuur van uw boek deed ik dat altijd. Het waren wel geen witte kousen maar groene. Die heb ik nog altijd van in het leger twintig jaar geleden. Die gaan nog altijd mee want zo vaak heb ik het liefdespel nu ook weer niet bedreven. Ik ben er eigenlijk zelfs nog maar sinds kort aan begonnen en ik moet zeggen dat het enorm meevalt, zowel op emotioneel als op lichamelijk als op psychologisch vlak en zelfs ook op religieus vlak want als ik klaarkom voel ik mij meestal een aantal seconden één met mijn schepper. Maar gedurende het liefdespel krijg ik altijd koude voeten en daarom hield ik dus altijd mijn kousen aan. Dat is normaal dat een man koude voeten krijgt want bij een erectie stroomt al uw bloed naar uw erectie, dat is logisch. Van geen wonder dat gij koude voeten krijgt. Ook de hersenen hebben last van een verminderde bloedtoevoer. Vandaar dat mannen niet echt goed kunnen nadenken bij de daad en allemaal domme dingen gaan doen. Beide problemen heb ik nu trachten op te lossen door voor het slapengaan altijd een warm voetbad te nemen, zodat ik met een gerust hart met mijn blote voeten mijn partner kan berijden. En het tekort aan bloed in de hersenen heb ik opgevangen door steeds een wollen muts te dragen in bed, zodat mijn hersenen enigszins op bedrijfstemperatuur blijven en ik geen domme dingen ga doen of zeggen. Tijdens het liefdesspel is het echt zeer belangrijk van te blijven nadenken. Ik heb het al dikwijls tegengekomen dat ik bijvoorbeeld mijn bek niet kon houden. Ik stamelde allerlei lieve woorden in het oor van mijn bedgenote. Van die zinsneden die ik op voorhand van buiten had geleerd, enkel en alleen om haar enig plezier te doen. Zinsneden als: ‘O liefste, uw lichaam is als de berg Ararat waar ik met mijn ark na de zondvloed op ben gestrand, uw melkwitte borsten zijn als het manna dat uit de hemel valt en mijn hongerige lichaam voedt, in de plooien van uw buik wil ik ten onder gaan als de profeet Jonas in de buik van de walvis. Deze woorden fluisterde ik zacht kreunend tot mijn geliefde. Plots brulde ze in mijn oor: ‘maar zwijg nu toch, onnozelaar.’
Had ik het boek van Amelie gelezen dan had ik dit soort rampen kunnen vermijden. Dit prachtboek is de perfecte handleiding voor de metroseksuele man die na het verschijnen van dit boek geen enkele reden meer heeft om niet de perfecte minnaar te zijn die hij in het diepste van zijn wezen in zich draagt.
Naast een praktische handleiding is zaad op mijn huid een literair meesterwerk. Elke zin die u schrijft, bovenste beste Amelie, kan zo in een handboek literatuur voor het middelbaar onderwijs. Dat is zeldzaam tegenwoordig. Die schrijvers van tegenwoordig die pennen er maar op los. U, Amélie, u wikt uw woorden. De humor in dit boek is hoogst vermakelijk. Wanneer Amélie een man in bed krijgt die bij het orgasme het luidkeels op een brullen zet formuleert zij dit zo: ‘het angstzweet is mij al meermaals uitgebroken toen de doodskreet van een volwassen olifant of zelfs het hysterische gebalk van een muilezel door mijn lakens kwam gieren. Sindsdien hou ik bij wijze van beloning wat vers hooi bij de hand.’
Een pluk vers hooi, hoe komt ze erop? Daarom dat ik vroeger, toen de columns van Amelie begonnen te verschijnen, dacht dat zij in werkelijkheid een man was en zich verschuilde achter een vrouwelijk pseudoniem. Vrouwen zijn niet tot humor in staat, alleen venten kunnen humor plegen, zo dacht ik in mijn vertwijfeling. En dat komt omdat alle mannen ellendelingen en idioten zijn. Humor is het enige wapen dat mannen bezitten om hun ellende en schamelheid verbergen. Ja, ik meen dat mannen ellendelingen zijn. En idioten. Allemaal, van de eerste tot de laatste. Ikzelf ben ook een ellendeling en een idioot, vandaar dat ik zo goed kan opschieten met mannen. Maar wanneer ik op café een vrouw een vent zie knuffelen dan breekt telkens mijn hart. Doe dat toch niet!, zit ik altijd maar te denken, toch niet met die ellendeling, met die idioot, met dat stuk harig onbenul. Moet hij straks helemaal in zijn blote flikker naast u in uw zuivere sponde gaan liggen en dan de weerzinwekkende dingen met u gaan doen die hij in zijn zieke geest in gedachten heeft en waaraan u zich hoe dan ook moet onderwerpen?
En hier belanden wij bij de schone gedachte die aan dit boek ten grondslag ligt. Want het lijkt inderdaad dat men bij de lectuur van dit heerlijke geschrift de indruk zou krijgen dat Amélie O. het mansvolk maar een sukkelige soort vindt. Niets is minder waar. De mannen in het boek komen er inderdaad maar bekaaid van af, maar het valt allemaal enorm mee, vind ik. In wezen is dit boek een ode aan de liefde voor de man. Amor vincit omnia. De liefde overwint alles, bij gebrek aan beter. Er valt met mannen hoe dan ook te leven, zolang ze hun verstand maar gebruiken. Maar ik kan mij natuurlijk vergissen. Ik ben ook maar een doordeweekse ellendeling en idioot.
LUC DE VOS