DAT EEUWIGE GETOB

‘Er razen allerlei treinen aan onze neus voorbij en wij staan er in het station van Balgerhoeke naar te kijken als waren wij een kudde slapende wrattenzwijnen die werden opgeschrikt door de stampede der gnoes.’

Dit is toch een goedgevonden metafoor vind ik zelf, en bovendien correct en passend binnen de context. Als literator moet u heel goed uitkijken met metaforen en uitdrukkingen zodat geen enkele kwaadaardige criticus u daarop kan pakken.Het is ook zo afschuwelijk ingewikkeld allemaal, die literatuur, u weet niet waar u aan begint, altijd staat er wel iemand klaar om je van alles onder de neus te wrijven. Zelfs ik maak er een sport van in allerlei schrijfsels naar slordige beeldspraak op zoek te gaan. Onlangs nog las ik in een bekend weekblad een kritisch opstel waarin een debuutroman van een debuutromanschrijver, de heer Olyslaegers, op vakkundige maar grappige wijze werd neergesabeld. De criticus, Demompere, die schreef : Olyslaegers moet ook niets van woorden en vertellen en plotlijnen hebben, dat wrijft hij ons voortdurend onder de neus. De uitdrukking iemand iets onder de neus wrijven betekent enkel en alleen iemand iets verwijten. Als ik het goed begrijp beweert de criticus hier dat de schrijver, ons, de ouderwetse lezers van zijn roman, verwijt dat hij, de schrijver, niets moet hebben van al dat traditioneel geromanschrijf. Maar hoe kan men een persoonlijke opvatting aan iemand anders verwijten? Ik kan mijn oma toch ook niet verwijten dat ik geen bloedworst lust, dat is toch haar schuld niet. Wellicht had de criticus het beter aldus geformuleerd: Olyslaegers wrijft ons onder de neus dat we blijven vasthouden aan achterhaalde begrippen zoals woorden, verhalen en plotlijnen. Maar kom, toe jongens, waar bemoei ik me toch eigenlijk allemaal mee. Laat ik de mensen toch met rust laten en me richten op mijn eigen ellende. Waar had ik het toch over? Over sneltreinen die voorbijdonderen terwijl wij in een achterafstationnetje staan te wachten op de boemeltrein naar Gent-Muide, een stopplaats die bij een herstructurering van de spoorwegen in 1834 werd afgeschaft. Dit leek me nu eens een perfecte metafoor voor de ongrijpbare beweging waarmee het medialandschap in Vlaanderen voortraast. Ik weet ook wel dat een landschap zelf niet echt kan voortrazen, het landschap kan wel als het ware aan u voorbijrazen maar dan moet u zelf in de trein zitten en dat was dus niet het geval, maar dat eeuwige getob over de correcte metafoor of uitdrukking, dat hangt op den duur de keel uit. Wat ik wil zeggen is dit: onlangs nam ik met angstige verbazing de evolutie waar binnen de Vlaamse mediawereld. Overal rezen de nieuwe televisiestations als stinkzwammen op een vochtige novembermorgen uit de grond. Een ogenblik lang was ik perplex en wou ik het op een wanhopig jammeren zetten. Diende ik immers niet als jonge ondernemende zelfstandige al lang op die treinen te zijn gesprongen ? Dat gedoe met die popmuziek, dat blijft allemaal niet duren. Al die zogenaamde collega’s van mij, die hebben al lang het instrumentarium aan de wilgen gehangen, hebben hun eigen tijdschrift, productiehuis of televisiezender opgericht en werken hard aan de voorbereiding van een eigen talkshow. Toen besloot ik te handelen. Weet u wat, zo dacht ik bij mezelf, laat ik bijvoorbeeld eens met een eigen moppenzender van wal steken, dat bestond nog niet en dat vinden de mensen meestal leuk, van die humor en zo. Een heel uitzendetmaal lang, altijd maar moppen tappen, dat daar nog niemand was opgekomen. Er zouden natuurlijk veel moppen inkomen die iedereen al kende maar dat was niet erg want die klassieke moppen die waren meestal tijdloos. Ik moest dan wel zelf een aantal nieuwe moppen en one-liners verzinnen, maar dat kon toch ook niet zo moeilijk zijn. Wat dacht u van deze : Ik kwam eens bij Geert Versnick en toen zag ik Lynn Wezenbeek-Oppem. Typisch Vlaams toch, met zo’n bekende Vlaming erin en een vederlicht vleugje erotiek. Diep over dit alles nadenkend werd ik plots bedroefd. Ik hield helemaal niet van vederlichte erotiek, ik hield van Erika Brombehr, de koningin van de Duitse seks-industrie, wier films ik al allemaal wel honderd keer had gehuurd bij Videozaak Mertens. Dat was pas het volle leven. Rond haar had ik mijn droombeelden en aldus eigenlijk mijn werkelijke bestaan gebouwd. En in het licht van deze droombeelden leek mij plots alles in de buitenwereld futiel. En ik dacht toen bij mezelf : lieve mensen, beste kinderen, gaat gerust uw gang en grijp van alles aan, de toekomst begint nu. Maar laat mensen zoals ik alstublieft met rust.

LUC DE VOS