POEJOET!

Zacht weerklonken de vuvuzela’s door de zomernacht. Poejoet! Poejoet! Dat weemoedig geluid maakte mij weemoedig. Oorzaak en gevolg liggen vaak heel dicht bij elkander.
Ik bevond mij in deze laatste dagen der mooie junimaand in afwachting van de Gentse feesten op het Sint-Baafsplein samen met andere vrolijke Gentenaars ten einde er in verbondenheid op het grote scherm aldaar naar de match Australië tegen Servië te kijken. Dat moet toch ook gebeuren, vind ik, voetbal is voetbal. Of er nu Oezbeken, dan wel Belgen of Faroereilanders meedoen, vanaf het moment dat ik een aantal ventjes tegen een bal zie schoppen, ben ik verkocht. Zeker wanneer, zoals ik aangaf, dit aanschouwen in groepsverband gebeurt, meelevend met de mannetjes op het veld. Dat heet inderdaad verbondenheid, en wanneer ik mij verbonden voel dan moet ik denken aan vroeger en daar word ik altijd weemoedig van en ik ben gaarne eens weemoedig, we moeten niet altijd maar naar de toekomst kijken. Frank Raes brulde in de microfoon: ‘daar komen de Serviërs alweer voor doel! En daar gaat Jovanovits, een pas naar Jankovits, Milosevits op doel en… O, wat een misser, beste sportliefhebbers.’ Op dat moment kreeg ik een ingeving voor een goeie mop. Mijn maat Rocky stond naast mij een halve liter bier te drinken, dan hoefde hij er niet zoals altijd twee gewone tegelijk te bestellen. Ik sprak tot hem, met een uitgestreken gezicht: ‘Rocky, gij weet toch dat er ook een blinde voetballer meedoet bij Servië.’ ‘Een blinde voetballer, bij Servië, dat kan toch niet? Ik weet van niets. En hoe heet hij?’ ‘Kzienits,’ zei ik. Het duurde een aantal seconden voor Rocky de mop begrepen had. Toen zag ik een licht in zijn ogen branden en voor ik het wist had Rocky zich in de massa begeven en ik zag hem druk gesticulerend een wildvreemde aanklampen, wellicht om de mop van Kzienits verder te vertellen. De mop verspreidde zich als een lopend vuurtje, als een Mexican Wave, zeg maar, doorheen de menigte. Tot er op den duur iemand die ik ook niet kende iets in mijn oor kwam blazen: ‘Zeg, Vos, wist gij dat er ook een blinde Serviër meedoet bij Servië? Ja, kent gij hem niet: Kzienits.’ Dit was duidelijk een volksverbonden mop die door het volk werd gedragen. Ik kon ze misschien verkopen aan Gaston Bergmans, die treedt nog altijd op, schijnt het. Of neen, deze mop zou enkel werken binnen het kader van deze match op dit plein terwijl de vuvuzela’s loeiden en de gerstenatten vloeiden. Poejoet! Poejoet!
Na de match zei Rocky: ‘Het is te hopen dat we even veel leute zullen hebben op de Gentse feesten als vandaag, Vos, en dat wij achteraf geen spijt zullen hebben van al die domme dingen die we zullen hebben gedaan.’ Mijmerend sprak ik tot Rocky: ‘spijt over dingen die we zullen hebben gedaan, het is een vreemde maar ook ontroerende gedachte. Als u al zolang als ik naar de Gentse feesten gaat, dan begint gij alles dooreen te slaan, Rocky, maar ik herinner mij inderdaad vooral domme dingen die ik heb gedaan waar ik achteraf veel spijt van had. Ik meen vijftien jaar of zo geleden bijvoorbeeld Els De Schepper eens enorm te hebben beledigd. Er stond toen een podium aan de Hooiaard en zij stond daar te zingen maar vooral met haar achterwerk te zwaaien en dit terwijl ik van het liedje zelf wenste te genieten. Het betrof hier immers Hello young lovers van Frank Sinatra. Het gaat over een oude vent die twee jonge geliefden aanschouwt en mijmert over zijn bestaan dat weldra voorbij zal zijn en zijn liefde die samen met hem zal sterven. Ik werd weemoedig van dat lied en het stoorde mij dat Els er een erotische context aan trachtte toe te voegen. Seksualiteit en muziek zijn ernstige zaken die niet nodeloos met elkander in verband dienen te worden gebracht. Toen ze van het podium stapte zei ik tot haar: “toch jammer dat vrouwen geen verstand van humor hebben, Els. En van ernst blijkbaar ook niet.” Zij kon er precies niet mee lachen. Ik heb er nog altijd spijt van dat ik dat mens zo diep gekrenkt heb, toen.’

LUC DE VOS