MIJN TWEEDE STEM

‘Vaak meen ik als een buitenstaander te moeten aanschouwen hoe mijn leven zich voltrekt, alsof ik stond te kijken naar een film waarvan een kwellustige dwingeland van een god het draaiboek had geschreven.’

Ik schreef deze zin op om mee te kunnen dingen naar de prijs van de mooiste zin ter wereld, een concours dat in het leven is geroepen door De naakte kabeljauw, een literair tijdschrift uit Appelscha in Groningen. Kwellustig, dat woord bestaat niet. Ik schreef het hier even op, gewoon omdat ik daar zin in had. Omgaan met taal, dat is enorm boeiend. Het is een hobby van veel mensen, vooral dan in Holland. Ik heb een keer vernomen dat er in Holland een paar honderdduizend mensen zijn die geregeld iets op schrift stellen. De overgrote meerderheid daarvan schrijft gedichten die ze dan opsturen naar uitgeverijen en literaire tijdschriften die ze vervolgens in de shredder gooien.
Ik heb dat nooit echt begrepen, poëzie. Ik doe mijn best, maar ik kan niet begrijpen waarom men iets zou opschrijven op een andere manier dan de normale. Bijvoorbeeld: wanneer men zich onbegrepen voelt, dan zou men kunnen zeggen: ‘ik voel mij onbegrepen’. Men zou het ook als volgt kunnen uitdrukken: Alles vermoed ik/ ik weet niets/ van treinen die halt houden/ midden in het veld/ ik ben/ hij die was. Dat zijn een aantal verzen die ik hier ter plekke uit mijn duim zuig. Of die verzen een poëtisch gegeven vormen, dat laat ik hier in het midden. Maar elke normale mens zou gewoon zeggen: ik voel mij onbegrepen.
Waarom vertel ik dat nu allemaal? Ik liep deze week rond in de boekhandel en plots trof ik daar ergens in een verborgen hoek een recent verschenen bloemlezing van gedichten aan, bloemgeleesd door Guido Lauwaert. Ik weet wel dat het moet zijn ‘gebloemleesd’, maar ik heb nu gewoon goesting om bloemgeleesd te schrijven, dat vormt immers een poëtisch gegeven. Ik herinnerde mij ineens dat deze enigszins beruchte publicist mij had gevraagd er voor het verschijnen een aanbeveling in te schrijven, om de mensen er toe aan te zetten zich dit werk aan te schaffen en dit in mijn hoedanigheid van popidool, kwestie van ook het segment van de jonge gasten te bereiken, men weet immers nooit hoe een koe een haas vangt. Dat was ik verdorie helemaal vergeten, echt waar! Ik bladerde zwetend door het boek. Op de laatste bladzijde stonden er inderdaad een aantal aanbevelingen door onder andere zuster Monica(maangodinaanbidster) en Piet van Eeckhout(advocaat van de duivel). Van mijn aanbeveling echter geen spoor. Wat had ik ook weer geschreven? Het was een soort gedichtje geweest, een aantal karamelleverzen in de trant van: ‘hij is uw vertrouwen waard, den bloemlezer Lauwaert!’. Hij had er dus voor gekozen deze verzen niet in deze bloemlezing te publiceren. Ik moest denken aan vroeger. Ik had Guido Lauwaert voor het eerst gezien op de televisie toen ik nog een jongentje was. Het was het begin van de jaren zeventig. Er was toen op zaterdagavond een programma dat Echo heette, een soort voorloper van Man bijt hond. Jan van Rompaey was een van de reporters. Hij filmde een jonge vent met ros krulhaar die van deur tot deur ging en de mensen vroeg of ze lid wilden worden van het steuncomité van de dichter Guido Lauwaert. Dat was dus deze Guido zelf, kwestie van op een ludieke manier in zijn onderhoud te voorzien, want om te gaan werken daar was hij te lui voor, daar kwam hij eerlijk voor uit. Ik vond dat een prima initiatief en ik was op die jonge leeftijd enorm ingenomen met deze vrolijke flierefluiter. Mijn moeder niet, die vond hem een luizenbol en een leeghanger. Jaren later had ik de reeds oude man ontmoet in een café in Gent en had hij mij gevraagd een tekst in zijn boek te schrijven. Natuurlijk zou ik dat doen, dat was immers die gast van vroeger van zijn eigen steuncomité! Nu had de dichter ervoor gekozen mijn tekst niet in zijn boek te publiceren en die van een advocaat van de duivel en een maangodinaanbidster wel. Mijn hart was gebroken.
Toch wil ik u het boek aanbevelen: Guido Lauwaert: Mijn tweede stem. Slechts 9 euro!

LUC DE VOS