OP DE AFRIKALAAN

Ze kwamen van de gazet een vraaggesprek voeren met mij en ze vroegen wat mijn favoriete plek was in Gent en ik antwoordde spontaan: De Graslei.

In normale omstandigheden probeer ik altijd zo origineel mogelijk uit de hoek te komen. Ik kon als antwoord op deze vraag bijvoorbeeld de Afrikalaan hebben vermeld, die godvergeten straat, die autosnelweg van de Dampoort naar de dokken. Dat deed ik met opzet niet. De Graslei is een kunstmatig geschapen paradijs op aarde maar verder is er niets mis mee. We mogen nooit ontkennen dat water nat is en dat de paus katholiek is. Het voor de hand liggende ligt immers niet voor niets voor de hand. Ik kan op de Graslei uren langs de kade zitten loeren naar al die goede mensen die bij het water wensen te vertoeven en dit tot ik er op den duur totaal zenboeddhistisch van word.
De Graslei werd naar aanleiding van de wereldtentoonstelling hier in Gent in 1913 uitgevonden door een paar neo-gotici die vonden dat Gent er dringend weer Middeleeuws diende uit te zien. Het was in die tijd dat ze ook het gravenkasteel weer omtoverden van een fabriek tot een sprookjesburcht. Het waren romantische zielen die dat deden en ik hou van romantische zielen zolang ze niet overdrijven. Later werd de Graslei zoals alle straten van Gent een verzameling parkeerplaatsen. Tot ze tien jaar geleden besloten dat de straat opnieuw het Disneylanddecor diende te worden van 1913 en de auto er niet langer welkom was maar de meisjes met opwaaiende zomerjurken dan weer wel. Waarom dit heuglijke feit uit cynisme negeren, laat staan het te ontkennen.
Maar ik ben dus al dikwijls met mijn velo langs de Afrikalaan gereden, vooral in het naar huis komen van de Culture Club in de vroege ochtend en op dat moment is dat de schoonste straat van Gent. Ik zou al die Japanse toeristen een keer willen meenemen naar de Afrikalaan, badend in het ochtendlicht van de meimaand. Alles komt gij daar tegen: een sociale woonwijk, helemaal in het wit geschilderd, en een gigantisch woonblok en er zijn volkstuintjes en er staat ook een parochiekerk uit de vijftiger jaren waar wellicht niemand nog naar toe gaat en die mij dol maakt van weemoed en er is ook en vooral veel industrie en dat zie ik graag, industrie.
De mensen zullen nu denken: maar Vos, gij zijt toch één van die natuurvrienden, die de bloemetjes en de bijtjes hoog in het vaandel draagt. Er zijn van die mensen die fabrieken lelijk vinden. Ik moet deze mensen erop wijzen dat zij zich vergissen. De fabrieken hebben ons uit de middeleeuwen getrokken en daarom alleen al is industrie een esthetisch gegeven. Iemand die in de middeleeuwen een buikgriep kreeg of een been brak moest al direct voor zijn leven beginnen vrezen want antibiotica bestonden nog niet. De zegeningen die de wetenschap, de geneeskunde, de vooruitgang en de industrie ons brachten zijn ontelbaar.
Cultuurpessimisten zullen mij terugfluiten en wijzen op de vernietiging die de mensheid aan het aanrichten is op deze aarde. Deze mensen zou ik willen verwijzen naar de hoopvolle verzen van het Poolse volkslied. Die luiden: ‘zolang er Polen zijn zal Polen niet ten onder gaan.’ De mens is wellicht zijn eigen ergste vijand. Maar zolang er mensen zijn is alle hoop nog niet verloren. Is het zinloos van hoop te koesteren voor de toekomst? Wanneer hoop geen zin heeft dan is het afwijzen van de hoop ook zinloos. En wanneer zowel de hoop als de hopeloosheid zinloos zijn, dan zijn beiden in wezen even zinloos, en aldus even veel of even weinig waard. Dus kan men toch kiezen voor de optie hoop, daar is vanuit een wetenschappelijk-filosofische visie geen enkel bezwaar tegen, begrijpt u?
De Afrikalaan is een baan met huizen en fabrieken die opgericht zijn door de mensen in de naam van de vooruitgang. Ik kan die mensen alleen maar gelijk geven. Kan iemand daar wel een keer een paar verkeersdrempels komen leggen, alstublieft? Ik ben er al een paar keer bijna van mijn sokken gereden. Maar dat kon wellicht ook aan mij liggen.

LUC DE VOS