KORHOENDERS

Onlangs bevond ik mij te Amsterdam om er mij volledig met mijn eigen zaken te bemoeien.

En wat eten wij daar in Holland? Een half dozijn maatjesharingen natuurlijk, aan het kraam van Bolle Jan. Ook in de herfst zijn de maatjes lekker. Laat u niets wijsmaken, dat gedoe met de nieuwe haring in mei is een marketingtruc van de voedingsindustrie om de prijzen de hoogte in te jagen. En wat drinken wij bij onze maatjes? Een eerlijke Hollandse jenever, dat spreekt vanzelf. Hollanders wonen in hun eigen culinair paradijs, maar ze weten het zelf niet. Bami Pangang en zwarte rijst uit Oelan Bator, daar lusten ze dan wel pap van, die onnozelaars. Onder een zomerse septemberzon zat ik op het terras mijn haringen met jenever naar binnen te werken met voor mijn neus het plaatselijke cultuurkrantje. In zijn editoriaal schreef de hoofdredacteur: ‘Weet u waar de Koninklijke Nederlandse Schouwburg staat? In Gent staat hij, in België dus. Het is een prachtig compact theatertje met rode pluchen stoelen, en zoals het hoort in een Koninklijke schouwburg, twee bescheiden loges voor het Belgisch koningshuis. Wat onze toneelavond helemaal afmaakte was de locatie. Gent heeft een prettige afwezigheid van koffieshops en knetterende scooters. De straten zijn er niet gedurende het hele jaar opengebroken, de mensen spreken er zacht en beleefd. En vooral: in Gent weten ze hoe een plein hoort te zijn, namelijk grotendeels leeg.’
Dat de mensen in Gent zacht en beleefd praten was mij eerlijk gezegd nog niet opgevallen. Wat mij trof was die uitspraak over de Gentse pleinen, die inderdaad leeg zijn. Ik heb, zoals ik al aangaf, mij liever nergens mee te bemoeien, maar op dat moment dacht ik: over lege pleinen heb ik een mening die gelijkloopt met de mening van deze sympathieke hoofdredacteur en mijn mening luidt: het heeft geen zin bomen en bloemen te planten in Gent hoewel ik besef dat iedereen dat wil omdat dat goed is voor de natuur. Het heeft te maken met het uitsterven van het korhoen in de Kempen in de zeventiger jaren. Het korhoen is een soort wilde zwarte kip met een oorverdovende baltsroep, als die van de brulkikker. Volgt u even mijn bizarre logica. In een wetenschappelijk essay las ik het volgende: ‘het korhoen was lang de grote koning van de heide, maar is nu verslagen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw begon het rap bergafwaarts te gaan. De heide werd grootschalig aangepakt: wegen, ruilverkavelingen, heideontginningen en dennenakkers, vernietiging van akkeronkruiden, chemische gifstoffen over het land. Daarna kwamen de maïswoestijnen. Overal rechte slootjes, te diep voor overstekende kuikens. Ze geraakten niet bij de voertafels van akkertjes met fijne onkruidzaadjes. De hennen kregen de kuikens niet meer groot. Zo taai als volgroeide korhoenders zijn op het schraalste terrein, zo kwetsbaar zijn ze als pasgeboren kuikens.’ Begrijpt u waar ik heen wil? De mensen willen groen in de stad, ze willen zelfs bomen planten tussen de drie torens. Maar in het licht van de totale vernietiging, de verwoesting van dit deel van het vrije westen dat wij ons vaderland noemen, heeft dit geen enkele zin natuurlijk. Het is sowieso te laat. Of we nu een beukenbos planten naast het Belfort, of honderd of duizend bloembakken op de Graslei pleuren, het zet allemaal geen zoden aan de dijk. Die bucolische wereld die onze grootouders kenden is weggevaagd en die komt nooit meer terug. Ik heb ook ergens gelezen dat de driehoek Gent-Antwerpen-Brussel tegen 2050 volledig zal zijn volgebouwd, het wordt een megastad zoals Bombay of Mexico City of Tokio. Dat willen de burgers nu eenmaal, daar helpt geen lievemoederen aan. En toch hoeft dit geen slecht nieuws te zijn voor onze volksgenoten die van de natuur houden: in de nationale parken van Zweden en Noorwegen stikt het van de korhoenders, met hun ellendige gebrul. Wie die rotbeesten per se wil gaan bekijken: deze wonderlijke wildparken bevinden zich op slechts twee uurtjes vliegen van hier. Makkelijk zat!

LUC DE VOS