IN HET ZWEMBAD

Ik ging een keer gaan zwemmen in de Van Eyck. Dat was ondertussen al eeuwen geleden. Ze hebben het zwembad gerenoveerd en het is er nu eindelijk proper, zo mocht ik tot mijn vreugde vaststellen.

Ik denk veel en vaak na over het verleden. Dat kan bijna niet anders want over het heden heb ik weinig te melden. Ik ben een zanger en in het weekend ga ik met mijn bandje liedjes gaan spelen in allerlei zalen. Zo moeilijk is dat niet. Integendeel, het is gemakkelijk want ik ken die liedjes ondertussen allemaal van buiten. En gedurende de week sta ik door het raam te kijken naar de voorbijdrijvende wolken en denk ik na over het verleden. Ziedaar mijn bestaan. Soms denk ik dat ik een gelukzak ben.
Het was in het verleden dat ik op het Sint-Lievenscollege zat en dit geheel buiten mijn eigen wil. Was ik een man geweest dan was in die dagen weggelopen van huis en van school en was ik aangemonsterd op een pakketboot die naar Amerika voer om er ginds mijn fortuin te maken. Misschien was ik in het mooie Los Angeles aangespoeld en was ik er bordenwasser en straatmuzikant geweest om er na verloop van jaren bijvoorbeeld de jonge James Hetfield tegen het lijf te lopen en dan was ik nu gitaarspeler bij Metallica en dit in plaats van Kirk Hammett. Het zijn altijd dezelfde die met hun gat in de boter vallen. Als ik die Kirk nog een keer tegenkom zal ik hem eens confronteren met deze onrechtvaardigheden.
Maar nu zat ik dus op het college. Het geschiedde in die dagen dat het maandag was en dat ik met mijn luizige slaapkop om acht uur in de ochtend op de schoolbanken zat. Van acht tot negen uur was er wiskunde. Er stond een vent vooraan in de klas die getallen en breuken en lijnen en pijlen op het bord tekende. In mijn hoofd woei een kwade wind. Ik was een ziek lichaam dat daar aanwezig was. Dat lichaam moet die les in de wiskunde daadwerkelijk overleefd hebben want dat lichaam is hier nog steeds na al die jaren daadwerkelijk aanwezig op aarde. Ik heb ooit een keer een plaat gemaakt en die heette Ik ben aanwezig. In die titel ligt de kern van mijn bestaan geborgen.
Na de wiskundeles moesten we gaan zwemmen met de klas in de Van Eyck, tweehonderd meter verder. Buiten viel er natte sneeuw. Maar in het zwembad waren ze flink aan het stoken. Het moet er zeker veertig graden zijn geweest. Ik was meteen nat van het zweet. Ik voelde dat ik een snotvalling ging krijgen. Er heerste een gebrul en getier dat horen en zien deed vergaan. Kinderen en scholieren zijn mensensoorten die men in wezen niet mag bijeen drijven in groepen in beperkte ruimtes. Maar het kan vaak niet anders, dat begrijp ik wel.
Het zwembad zelf stond op instorten. Dat was vooral te merken in de kleedhokjes. Het gebouw moest al honderd jaar oud zijn en in al die jaren hadden het water, de damp, de chemische producten en het zweet van al die gillende puistenkoppen lelijk huis gehouden. Overal kwam het beton los en in de vele gaten in de betegeling groeiden mos en kleine akelige paddestoelen. Ook daar was ik aanwezig, samen met honderden jonge mensen die ik niet kende en die ik niet beminde. Met de moed der wanhoop zette ik het op een zwemmen tussen al die lijven, hopend dat het dak niet zou instorten. Aan de kant stonden een paar grimmige badmeesters die voortdurend liepen te vloeken. Na een uur zat ik weer met een paar andere jongens in het beschimmelde kleedhok onze aangedampte kleffe kleren aan te trekken. We trokken in een trage stoet met gebogen koppen weer naar het college waar er nog een uur wiskunde op het programma stond. Ja jongens, in mijn tijd was het leven beslist geen lolletje. Vandaar dat ik tegenwoordig zo content ben. Elke keer wanneer ik uit het raam sta te staren dan denk ik: ik moet niet naar de les wiskunde en ik moet ook niet gaan zwemmen in een zwembad vol met krijsende pubers. Soms denk ik dat ik een gelukzak ben.
Vorige week was ik er weer, in de Van Eyck, uit vrije wil. De kleedhokjes zijn nu proper, het dak staat niet meer op instorten en de redders zijn enorm vriendelijk geworden. Ze hadden dat zwembad honderd jaar geleden gebouwd om de werkmensen de kans te geven ook een keer een bad te pakken en te gaan zwemmen, gelijk de rijke mensen. Het zwembad was daar gekomen uit idealisme, om goed te doen voor de mensen. Maar altijd zullen er individuen zijn zoals ik die dat idealisme niet willen begrijpen. Ik zou moeten dankbaar zijn voor het onderwijs en het gratis zwembadbezoek dat ik in mijn jeugd mocht genieten. Maar daartoe ben ik niet in staat.

LUC DE VOS