EEN SCHADUW IN DE SCHEMERING

Ik ben al geruime tijd heteroseksueel. Al sinds mijn twaalfde, geloof ik. Voorheen was ik verliefd op jongentjes. Op Benny uit mijn klas, met zijn zwarte krulletjes en zijn lief reeënnekje. En op Johnny die naar klaprozen en lelietjes-van-dalen geurde. Met zijn lekker zachte dikke buikje waaraan ik mijn oor te luisteren legde naar het borrelen van zijn maag. Het was een wonderlijke tijd.

Toen ben ik verliefd geworden op een zekere Annie, een intrigante die mij in haar netten strikte en die mij wees op mijn schandalige omgang met jongentjes. Zij heeft mij gedwongen heteroseksueel te worden en toen is mijn heteroseksualiteit tot mijn spijt nooit meer overgegaan. Ik heb er leren mee leven. Misschien had Annie het achteraf toch bij het rechte eind. Die jongetjes van vroeger zijn stuk voor stuk uitgezakte dertigers geworden die elke avond met een paar duvels in hun poten naar VT4 zitten te loeren of een abonnement op Canal Plus hebben om in de nacht naar van die seksuele films te kijken en daarbij zonder medeweten van hun vrouw allerlei onnoembare dingen met zichzelf uitvoeren, dingen waaraan ik zelfs niet mag denken of ik word er al onpasselijk van. Ik ben de enige van die jongetjes die jong van hart en geest en lichaam is gebleven, bezeten door arbeid en studie, met het oog op het redden van mijn eeuwige ziel, want er moet om een of andere reden een God bestaan, al weet ik niet goed waarom dat zonodig zou moeten. Maar ik neem het zekere voor het onzekere, men weet nooit voor welke verassingen men komt te staan in een leven na dit leven.
Neen, ik heb er weinig last van, van mijn heteroseksualiteit, zeker niet wat betreft de heteroseksuele verleidingen die ons vanuit de media in deze postmoderne samenleving voortdurend worden toegeworpen. Er was een tijd dat ik reeds opgewonden werd van een ontblote enkel in een tijdschrift, maar die tijd is gelukkig voorbij. De nieuwe generatie van stoeipoezen op TV geeft mij eerder een gevoel van vruchteloosheid. Mijn opwinding is het grootst wanneer ik op zondagavond naar de eucharistieviering ga, hier bij ons in de kerk van St-Anna, waar ouder wordende rijke dames uit de franstalige bourgeoisie met hun blozende jonge dochters van zestien op afkomen. Vorige week nog, bij het ter communie gaan, stond ik in de rij naast een van die menopauzale dames. Zij raakte met haar arm mijn arm en keek een seconde lang in mijn verdorven ogen en toen ze de hostie van de priester aanvaardde sprak ze zuchtend: ‘ainsi soit–il,’ wat amen betekent in het Frans. Bij nacht spoken haar woorden door mijn hoofd. Het zijn dingen die niet benoemd kunnen worden.
Toch bestaat er een postmoderne stoeipoes die ook mijn verweerde hart weet te bekoren. Ik ontmoette haar opnieuw aan de tramhalte. Ze verscheen voor mijn ogen op een vijf meter lange reclamefoto die op de zijkant van de tram was aangebracht. Ze droeg een zwart negligeetje en verder geen broek of rokje. Haar blote dijen en kuiten zaten verpakt in een net van nylon. Die goeie ouwe bedwelmende Kylie Minogue. Ik was er helemaal niet goed van en een traan rolde over mijn bolle wang. Kylie komt nochtans ook uit een of andere achterlijke soap en ze praat met een afgrijselijk accent zoals al die uit de Vlaamse klei getrokken madammen uit de media. Desondanks bracht die poster een zelfde soort mystiek als vorige week in de eucharistieviering in mijn brein teweeg die zich tevens op lichamelijk gebied manifesteerde in de vorm van een chemische reactie in mijn hersenen die levenssappen van mijn bloedend hart naar mijn geslacht deed stromen.
Die avond zag ik haar weer op televisie. Ze toonden een foto van haar in een programma dat er verder niet toe doet. We zagen Kylie’s achterkant. Zij zat voorovergebogen op haar knieën op het strand en droeg een zwart badpak dat haar achterwerk ternauwernood bedekte. Het leek alsof ze die houding enkel voor mij had aangenomen, alsof ze mij persoonlijk aansprak en zei: ‘lieve goede Vos, gij die leeft voor de liefde en de rechtvaardigheid, dit is mijn lichaam, neemt en eet hier van.’
Misschien hebben psychologen gelijk wanneer ze stellen dat lichamelijkheid en lustbeleving enkel te maken hebben met geestelijke processen en projecties die het individu bij zich zelf oproept, dat het allemaal fantasie is, die niets met de werkelijkheid te maken heeft maar alles met heel persoonlijke mystieke waanbeelden. Net zoals God voor bepaalde mensen een mystiek waanbeeld is, een Platonische afspiegeling, een schaduw in een schemering van iets dat volmaakt zou kunnen zijn. Ik vind, er valt met dit soort mystieke waanbeelden te leven, beter dan met de werkelijkheid.

LUC DE VOS