Geachte studenten,

Ik heb uw verhalen gelezen en de liefde waarmee u over onze goede stad Gent schrijft heeft mij diep getroffen. Het is een voorrecht, zo blijkt uit uw pennenvruchten, in deze stad jong te zijn en vrolijk de toekomst tegemoet te blikken.

Ik hoop trouwens dat iedereen na zijn studententijd in Gent blijft plakken. Er kunnen hier niet genoeg jonge, mooie en intelligente mensen van alle windstreken ronddartelen. Wat mij betreft mag het Vlaamse platteland gerust leeglopen. Laten we het platteland overlaten aan de boeren en de buitenlui. Laat aldaar stilte en rust heersen, laat daar de kalveren loeien in de wei, laat daar de duiven koeren en de mussen de liefde bedrijven in de dakgoot op hete zomerdagen. Maar hier in Gent moet het alle dagen feest zijn en de straten moeten vollopen met mensen die elke dag beleven alsof het de laatste van hun leven zou zijn.
Wat mij ook opviel was het grotendeels ontbreken van tristesse en fatalisme in de verhalen. Ik ben geen socioloog maar ik meen dat er in deze nieuwe eeuw een uitbundige generatie jongeren aan de macht is gekomen die het weeklagen aan de oude pezewevers van mijn generatie heeft overgelaten. Mensen uit mijn tijd, ik spreek van twintig jaar terug, leken altijd gebukt te gaan onder allerlei zorgen van mentale en maatschappelijke aard. Ik werd er zelf zo moe van. Het was in die tijd ook altijd crisis en wie gebuisd was op school, mensen zoals ik, die gingen een zorgwekkende toekomst tegemoet. En aan een lief geraken, dat was al helemaal onmogelijk. Er hing een soort van doemsfeer in de lucht. Maar misschien is dat slechts een perceptie van mijnentwege die niet met de werkelijkheid samenvalt.
Maar deze verhalen bewijzen toch enigszins dat we hier met een vrolijke bende van jonge gasten en meisjes te maken hebben die elkander beminnen met heel hun hart en ziel en die het leven zien als een appel om in te bijten. Doe zo verder, goede jonge mensen. En blijf naar uw ster gewend.

LUC DE VOS