PARIJS IN DE LENTE

Ik ben woensdag een keer voor de lol naar Parijs geweest. We leven maar één keer en de boog kan niet altijd gespannen staan.
Het was een gedacht geweest van mijn maat Rocky. Onze andere maat, Tommyboy, die speelt bij Zita Swoon en Tommyboy had gezegd dat ze in Parijs speelden en Rocky had gezegd dat we gingen komen kijken. Aanvankelijk was er in mijn hart een diepe twijfel gerezen, veroorzaakt door mijn katholieke dwangmatige schuldcomplex. Zomaar een keer naar Parijs gaan, dat doen verstandige mensen niet. Ik word al heel mijn leven achtervolgd door een knagende pijn. Ik kan nooit eens domweg gelukkig zijn en mijn goesting doen. Ik denk altijd dat er iemand op mijn vingers staat te kijken om mij op een of andere manier te straffen voor mijn gedrag. Het is echt om zot te worden. Gelukkig was er mijn maat Rocky die sprak: ‘Vos, we leven maar één keer en de boog kan niet altijd gespannen staan.’ Rocky zijn lief, Molly, die ging ook mee. Molly dat is echt een lekkere brok, ik zweer het u. En eten en drinken dat ze kan!
We kwamen daar aan in Parijs met een treintje en Rocky en ik dronken snel een paar glazen bier. Molly die wilde geen bier. Die bestelde direct een fles champagne die zij op haar gemak aan de toog leegdronk. We waren op voorhand al honderd euro kwijt. Toen ik hier een opmerking over maakte sprak Molly tot mij: ‘och Vos, zwijg nu toch onnozelaar, we leven maar één keer en de boog kan niet altijd gespannen staan.’
En vriendelijk dat ze daar overal zijn in Parijs. Dat is het resultaat van een overheidsmaatregel. Het schijnt dat de Franse regering het beu was dat de toeristen overal in Frankrijk een snauw en een beet kregen van het horecapersoneel. De toeristen begonnen weg te blijven en de economie begon er onder te lijden en dan heeft de minister gezegd dat het moest gedaan zijn met die bullebakkerij. En sindsdien zijn ze overal vriendelijk in de café’s en de restaurants. Waarmee weer maar eens bewezen is dat de samenleving inderdaad maakbaar is en dat we kunnen streven naar een betere wereld als iedereen maar zijn steentje bijdraagt en het zonnetje in huis tracht te zijn.
Dan moesten we natuurlijk gaan eten. Op de Avenue Casse-croûte vonden we een uiterst pittoresk eethuis waar ze van dat typisch Franse voedsel hadden, ingewanden en zo. Echt iets voor toeristen zoals wij. De Fransen zelf eten liever in fastfoodketens. Ze snakken naar een papperig broodje met daarin een kartonnen hamburger en met daarbij een ijskoude cola met een halve kilo ijsblokken erin. Want ze zijn al die boudins en endouilles en beschimmelde schapenkaas en gekookte krabben en die Château-Pétrus zo beu als koude pap.
Eerst bestelden we elk een dozijn Bretoense oesters en ook een emmertje wulloks voor bij het aperitief, een fles Chablis. Dan zei Molly: ‘nu heb ik goesting in een goede mergpijp.’ Dat was een puik idee. We lieten de gekookte mergpijpen aanrukken. Jongens, dat was lekker! Mergpijp wordt soms de kaviaar van de werkmens genoemd. Maar ik kan het u verzekeren: ik heb al kilo’s kaviaar gegeten in mijn leven en mergpijp is nog beter. Bij onze mergpijp dronken we een Château-Margaux. Dat was de duurste fles op de kaart. Weeral een goed idee van Molly: ‘weet u wat,’ zei ze, ‘we bestellen gewoon de duurste fles, dat zal wel de beste zijn.’ Tegen die tijd was ik reeds al mijn katholieke schuldgevoelens kwijtgeraakt. Rocky bestelde toen voor ons allen een gloeiend hete gekookte kalfskop met de hersenen van het kalf er nog bij en ook met remouladesaus. Om duimen en vingeren af te likken! Om te bekomen aten we pannenkoeken met appelsiensaus, Crêpe Suzette dus, u kent dat wel. We dronken elk nog een cognac of twee. Nu moesten we nog naar Zita Swoon gaan kijken. We hadden er eigenlijk niet zo veel goesting meer in. Molly en Rocky wilden gewoon blijven zitten en nog wat cognac drinken, we zaten daar nu zo knus op ons gemak en Zita Swoon, dat hadden we al tien keer gezien. Gelukkig kon ik beide luiaards meesleuren. Ze hebben het zich geen moment beklaagd. Stef Kamil en Tommyboy en hun goede vrienden gaven daar het concert van het jaar. Na afloop blonk er een traan in onze ogen. Dankbaar namen we afscheid van onze dierbare zielsverwanten, niet zonder eerst in de backstageruimte hun hele ijskast te hebben leeggedronken. We namen ons treintje weer huiswaarts.
Parijs, dat is echt een topstad. Er gebeurt van alles, men kan er goed eten en drinken en de mensen zijn er vriendelijk.
We kunnen Parijs met een gerust hart het Gent van Frankrijk noemen.

LUC DE VOS