HET WARE GELOOF

Nero komt uit de tijd van de overschotten. De mensen aten altijd overschotten. Vroeger, bedoel ik, in die tijd toen het verleden nog niet voorbij was.

Er was eens een sprookje. Er kwam een varkentje met een lange snuit en het sprookje is uit. Overschotten aten de mensen. Uberschotzen in het Jiddisch. Ik heb het nog allemaal meegemaakt. Overschotten ‘s avonds en de volgende dag overschotten van de dag ervoor en de dag daarop overschotten van twee dagen geleden.
Het was een tijd van chocolademelk met mastellen. Kent u dat nog, mastellen? Jaren geleden dat ik dat nog een keer heb geproefd. Ik eet liever oesters met wodka. Alcohol is een harddrug. Neem het beste orgasme dat u ooit hebt gehad en vermenigvuldig dat met duizend. Dat is een heroïnetrip, schijnt het. Ik kom nog uit de tijd van Nero, toen de literatuur nog niet bestond. Vroeger was alles duidelijk, niet in flarden. Eenheid werd geconstrueerd, men liet de constructie nog niet over aan de consument. Dit is een tijd van deconstructie. In die tijd toen we nog overschotten aten lazen we boekjes van Nero. In de jaren zestig en zeventig was ik een kind. Ik praat altijd over het verleden, de mensen worden er compleet zot van. Maar dat komt omdat ik heimwee heb naar het verleden. Raar maar waar. En de mensen zeggen: maar Vos, durf nu toch eens heimwee te koesteren naar de toekomst. Ik leef in mijn geest. De toekomst is de materie, de werkelijkheid, de geest is stilstand. Let op het chiasme in de vorige zin. Ik stond op de dansvloer en een meisje sprak tot mij: ik heb een prachtige slip aan en ook een wonderbra onder mijn truitje, van La Perla, ik ben het gelukkigste meisje van de wereld. Op dat moment begreep ik wat dat was, heimwee koesteren naar de toekomst, naar het werkelijke leven. Ik wist wat mij te doen stond: ik moest naar huis gaan en een lied maken over het gelukkigste meisje van de wereld. Ik had ook al een titel voor dit lied. Dit lied zou heten: ‘Het gelukkigste meisje van de wereld.’
Toen ik thuis kwam kroop ik op de zolder om te ruiken aan mijn verzameling stripverhalen van Nero. Ik rook aan het vergeelde papier. Duizelingwekkend was deze geur, beter dan een heroïnetrip. In mijn geest doken taferelen op van lenteweiden, appelbomen in bloei, van wasgoed aan de draad, van chocolademelk met mastellen bij de stoof, tomatensoep met soepvlees en de geur van de bruine zeep waarmee moeder de keuken schuurde. Ik hoorde opnieuw beloftes die nooit werden bewaarheid. Waar waren mijn vrienden, waar was mijn vader, mijn broers en zusters, we gingen toch alles goed maken? Ik geloof dat ik wat te veel gedronken had die avond. Ik begon te lezen in De Hoorn des Overvloeds, in De Witte Parel, de Ark van Nero, Het geheim van Bakkendoen, De Brief aan Nasser. Ja, Nasser, die had het Suezkanaal geannexeerd. Good old Nasser, en Benbella was de president van Algerije in die tijd en Prins Albert trouwde met Paola, de verblindende uit Italia. De vijand van Nero verklaart: ‘en moeit er u niet mee, onnozelaar, of het zal uwen besten dag niet zijn.’ Aldus praatten de mensen vroeger. Dat waren nog eens dialogen. En de veldwachter zegt: ‘vooruit, achteruit, komt er af of ik lap u een contraventie aan uw been.’
Midden in de nacht ging ik weer naar beneden. Ik keek in de ijskast. Er stond nog wat hutsepot van twee dagen geleden. Die hutsepot warmde ik op. Het was het lekkerste voedsel dat ik ooit tot mij nam. Beter dan een heroïnetrip. Ik hoorde in mijn hersenen een gebed, ook alweer van vroeger: ‘Heer Jezus, gij hebt aan uw apostelen gezegd, mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u, let niet op onze zonden maar op het geloof van uw Kerk, vervul uw belofte, geef vrede in uw naam en maak ons één, Gij die leeft in eeuwigheid.’
Ja, ik geloof dat ik wat te veel gedronken had. Onder keukenlicht zong ik een lied: ‘Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.’ Allemaal sprookjes, dingen die ze de mensen wijsmaakten. Ik wist dat God niet kon bestaan maar dat het krankzinnig was niet in Hem te geloven. En toen zong ik ook mijn nieuw lied over het gelukkigste meisje van de wereld. Ik sleepte een karrevracht aan verleden met mij mee. Het Geheim van Bakkendoen en Nasser en Benbella en de liturgie van de eucharistie en 2000 jaar christendom en lenteweiden met wasgoed aan de draad. En nu dus ook nog het gelukkigste meisje van de wereld met haar ondergoed van La Perla. Er bestonden mensen, mensen zoals dit meisje, die werkelijk leefden, hier en nu. Ik mocht hier bestaan tussen deze goede, hartstochtelijke zielen, die leefden voor de liefde. Ik voelde vrede in mijn hart.

LUC DE VOS