DE KINDEREN IN HET VELD

Er is weer van alles gebeurt waar ik geen deel aan had. En hebben we er wakker van gelegen in ons knusse bedje? Eigenlijk wel. De boeren hebben weer ongelofelijk veel lawaai gemaakt. Vooral ’s nachts met van die gigantische bulldozers door de maïs.

Wanneer komt gij uw Engel tegen, vernietigers, Hij die waart achter de rijen. Dat las ik in een boek van Stephen King. Oorspronkelijke titel: The children of the corn. Vertaling : Satanskinderen. Maar met satan heeft het niets te maken. Wel met kinderen in een afgelegen dorp die hun ouders en de rest van de volwassenen met zeisen en aardappelmesjes afmaken en op deze manier hun God ontmoeten en in een zelfde ontmoeting, op het einde van hun kindertijd, het offer dienen te brengen van het eigen bloed op het altaar van de onschuld. Want daarover gaat het natuurlijk. Het betreft hier een parabel over de onschuld die, als er niets wordt ondernomen, ten onder gaat in de ziekte van de werkelijke, grote wereld. Onschuld die in het krankzinnige brein van die kinderen slechts kan zegevieren in een fysieke uitschakeling van het leven zelf want waar geen leven is, is er ook geen pest en onheil. Steriliteit, zuiverheid als overwinning op de dood. Je moet er toch maar opkomen, zeg ik u. Dat is dus geen paradox meer maar pure waanzin. En via deze waanzin van de steriliteit en de leegte kunnen we bij het verhaal inderdaad wel een connotatie van het satanische betrekken: de satan als het kosmische absolute vriespunt en dit dan in tegenstelling tot de chaotische broeihaard van het leven. Doch dat vind ik dus al ver gezocht. Dan heb je op den duur met mythologiserende complotten te maken en dat is zeker Stephen King’s bedoeling niet geweest. Nee, zijn verhalen zijn parodieën, ingeklede beschouwingen over de werkelijkheid, zeg ik u. Met toverkollen en druidengezwets heeft het allemaal niets te maken. Gelukkig is er toch iemand die het begrepen heeft.
Maar die Satanskinderen, dat is dus geen goede titel voor dit verhaal. Pure commercie meer. De kinderen in de maïs, dat klinkt dan weer niet, dat weet ik ook wel. De kinderen in het veld, dat is pas je ware vertaling. Hier heb je dus je bijbel en je vervreemding en je unheimlichkeit en de hele reutemeteut op een hoopje. Maar daar denken al die gasten niet aan bij die uitgeverijen, als het maar lekker bekt en het er van ver maar op lijkt.
En die beesten van die boeren, krijgen die wel genoeg te vreten? Dat burlen en dat loeien, dat gaat maar door heel de nacht. En niemand die erom maalt. Er moet maar weer eens een mooi, glanzend nieuw collectief project komen. Een klein lief projectje is ook goed. Een toefje chiro in ons aller bewustzijn. Maar nu lees ik hier weer in een tijdschrift dat mijn zoektocht naar een project en naar de persoonlijke vervulling binnen een gemeenschap slechts een uiting is van een individuele dwangneurose, een beetje zoals Hitler die van alles in beweging moest brengen omdat, zo luidt ergens een mythe, hij ooit in zijn jeugd tijdens het plassen in de wei door een kwaaie bok zijn plasser was afgebeten. Die oude droom van de harmonia mundi, dat is allemaal gezeik van hier tot ginder en het heelal is geen perfecte toonladder. In de leegte heerst de zuiverheid en daar moet je het mee doen. Maar soms dan voel ik mij een beetje verdrietig en eenzaam, weet je wel, en dan wil eventjes wat aandacht. En dan wil ik best eens wat meehelpen aan een of ander projectje, een wafelenbak bijvoorbeeld ten voordele van het zangkoor De Boskabouterjes. Dat vind ik dan fijn, al die mensen en die blije kinderen om me heen. En ik koop het bij Ikea en bij de Hema: de planken, de stoelen en de kasten en de worsten, het bier en de bananen. En dan sta ik bij de kassa en het bloed staat in mijn schoenen. Maar ik moet leven onder de mensen. Dat is belangrijk. Ik kan me maar niet van de indruk ontdoen dat het ooit allemaal wel eens zijn vruchten zal afwerpen, dat hele gedoe.