JULLIE MAKEN VEEL TE VEEL LAWAAI

Jullie maken veel te veel lawaai, schreeuwde ik de arbeiders toe die doende waren met behulp van een bulldozer, een kraan en een drilboor de straat op te breken.

Hou daar onmiddellijk mee op, Hunnen, zo ging ik verder, of ik zal mij richten tot de hogere instanties inzake ordeverstoring en milieuhinder !
Goed gesproken, zei die goeie ouwe Puck die me vergezelde. De ochtend gloorde en we kwamen net terug ven een nachtelijk feest. Onze hoofden bonsden en we waren allebei bedroefd. Niet dat ons door een kwaadwillend individu enig leed was aangedaan, maar op weg naar huis waren we, per ongeluk expres, langs het raam van Anita gekomen alwaar zij, de godin van de liefde, zetelde op haar troon. Ik keek naar Puck en ik zag hoe hij besefte, zoals elke keer dat ze hem nabij was, dat een bestaan zonder haar aan zijn zijde, een nutteloos en lachwekkend bestaan was.
De ochtendzon scheen koud op haar vermoeide dijen. Ze droeg een aantal kledingstukken die het midden hielden tussen nachtkledij en ondergoed. Die had ze wellicht in een of andere wereldse kledingzaak gekocht, maar door de manier waarop ze haar zachte huid omspanden leken ze een soort hoopgevende geborgenheid uit te stralen die sprak van een andere, een betere wereld. We bleven even staren en verlieten toen die onheilsplek, overmand door een onaards verdriet.
Doch onze aanvaring met de arbeiders die ons na een aantal verwensingen op vlucht hadden gejaagd, had ons nieuwe moed geschonken.
En als ik het nu eens heel beleefd zou vragen, sprak Puck, zou Anita dan niet met mij willen trouwen ? Misschien stemt ze er wel mee in moeder te worden van de kinderen waar ik zo naar verlang, die geile pothoer. In zijn ogen straalde een licht.
Waarom eigenlijk niet, for God’s sake, why not indeed !, zei ik plots vol overmoed. Waarom zouden we ons richten naar de werkelijkheid als de droom zoveel mooier is. We moeten alles omgooien, in opstand komen tegen de werkelijkheid, al het oude van de baan vegen en dit door middel van een revolutie van de geest. Jawel, van de geest, want van die materiële revoluties, daarvan hebben we er voorlopig genoeg gehad en ze zetten toch geen zoden aan de dijk, en zeker niet die studentenrevoltes. Ik bedoel heb jij al, door je lot in handen van een student te leggen, ooit enig voordeel bekomen, laat staan dat het je een vorm van geluk heeft gebracht ? Ik raad je trouwens aan je omgang met studenten enkel tot het strikt noodzakelijke te beperken, Puck. Een beetje demonstreren, aulaatje bezetten, veel roepen en tieren, nu ja, dat kan ik ook.
Neen, zeg ik, het moet een revolutie zijn die tot doel heeft het recht op geluk voor mensen zoals jij en ik te bevechten en te vrijwaren. Hoe we dat in godsnaam aan boord moeten leggen, dat weet ik voorlopig nog niet, maar ik zal er binnenkort eens heel hard over nadenken, dan vind ik het wel, wees maar niet bang.
Maar wie de wereld wil redden moet bij zichzelf beginnen, zo ging ik verder, want ik was goed op dreef. Let’s face it, ( want op strategische momenten sprak ik altijd Engels ) onze groep ( want we hadden een metalband die Shithead heette en we hadden ons tot doel gesteld vooral het gore en vunzige van onze samenleving te belichten ), onze groep, zei ik, die loopt op zijn laatste benen. De tijdsgeest beweegt naar een klimaat waarin weer aandacht wordt geschonken aan romantiek en negentiende-eeuwse, Keatsiaanse Weltschmerz, althans in de popmuziek. Al dat ruige, dat gaat er weer uit, let op mijn woorden.
Weet je wat, zei ik toen om af te ronden want plots was ik moe en ziek en wilde ik slapen : we stampen een nieuwe band uit de grond en we noemen onszelf de Sexmachines want met zo’n naam lok je de massa, dat spreekt vanzelf. Ik weiger dan ook rekening te houden met een eventueel falen van dit project.

LUC DE VOS