Alsof mijn hart bezet is door een jukebox die enkel plaatjes van Gorki aanvaardt

Deze koude dagen nodigen uit tot introspectie. Je zelf aanschouwen in een mentale spiegel tussen de mistbanken. Ik zie telkens een gentleman. Ten minste: dat is de geest van de wet. Wie goed zoekt in de archieven van mijn handelingen stuit onvermijdelijk op momenten dat ik mij als een bullebak heb gedragen. Momenten een gentleman onwaardig.

Vandaar dat ik een geboden kans om mijn leven te beteren zelden zal afslaan. Ik wil niets liever dan recht te kunnen zetten dat ik eerder schuin heb gevloekt. Onlangs nog ronselden twee dames op het eiland Twitter stamceldonoren. Mensen die bereid waren een stukje van zichzelf af te staan om een ander op te lappen. Een behoorlijk letterlijk geval van wie geeft wat hij heeft, is het waard dat hij leeft.

Als zelfverklaarde gentleman zou ik het dolgraag waard zijn dat ik leef. Bovendien kan ik een dame niets weigeren, laat staan twee dames. Vanzelfsprekend klikte ik op de link. Doorgaans klungel ik alle denkbare internetformulieren richting de schroothoop maar deze keer verliep alles vlekkeloos. Alsof het karma mij welwillend een voorschot chance had toebedeeld.

Luttele seconden later dropte de digitale postbode een mailtje van het Rode Kruis in mijn brievenbus. De bevestiging van mijn kandidatuur. De belofte dat iemand binnen de maand telefonisch contact zou opnemen. Tot slot de vraag even een seintje te geven indien een maand zou passeren zonder het beloofde telefoontje. Vond ik een clevere veiligheidsgordel van het Rode Kruis. Gebruik ik sindsdien ook in mijn mailverkeer.

Het telefoontje liet even op zich wachten maar afgelopen maandag had ik de überbelangrijke afspraak. Men ging wat bloed aftappen en dat analyseren. Men zou mij een profiel opstellen en dat opslaan in een gigantische databank. Als er een zieke opdook wiens profiel overeen kwam met het mijne, kon ik worden opgetrommeld als een rasechte deux ex machina.

De hele maandagvoormiddag was ik bij voorbaat goedgezind. Ik speculeerde volop op een Nobelprijs voor de Vrede. Ik zag reeds filantroop gebeiteld staan in mijn toekomstige grafsteen. Ik floot nog net geen deuntje van Andrew Lloyd Webber. Het beklimmen van de Gasthuisberg voelde als een triomftocht Caesar waardig.

In vergelijking daarmee was de staalafname zelf een behoorlijke anticlimax. De uitleg van de dokter was uiterst summier en bevatte geen enkele lofbetuiging. Het aftappen van het bloed duurde nog geen twee minuten. Belachelijk snel zat ik als een lulletje rozenwater aan een tafeltje met een instantkoffie voor mijn neus. Dat filantropie je ego kan schaden zeggen de dames van Twitter er nooit bij.

Tussen buien zelfmedelijden door vroeg Luc De Vos zich in mijn achterhoofd af hoe we het in godsnaam overleven. Doet hij regelmatig sinds ik het nieuws las van zijn overlijden. Alsof mijn hart bezet is door een vermangelde jukebox die enkel plaatjes van Gorky/i aanvaardt. Een aangename jukebox, daar niet van. Misschien moet ik mijn hart ook opgeven voor donatie. Iemand kan er maar baat bij hebben.

De Morgen, Geert Simonis