HOOGMOED

Toen ik in 1978 mijn exemplaar van de LP Animals van Pink Floyd helemaal kapot had gespeeld had ik eigenlijk een nieuw exemplaar moeten gaan aanschaffen.

Geen haar op mijn hoofd dat daar aan dacht. Ik bleef naar de plaat luisteren, dag in dag uit, van voor naar achter en van achter naar voor. Op den duur kende ik alle krassen op de plaat van buiten. Die plaat was kapot, dat was mijn schuld, ik had ze opgeconsumeerd. Nogmaals hetzelfde product gaan kopen, dat zou een zonde zijn geweest, verkwisting van zuurverdiend geld. Geld en het bezit van goederen was in die tijd nog belangrijk. Ik was net als iedereen gehecht aan materiële zaken, op een positieve manier. Er was respect voor goederen die waren geproduceerd in fabrieken. Maar waar ligt de grens tussen dit soort respect en de angst voor de hoogmoed die ons door allerlei richtinggevende instanties werd opgesolferd, de hoogmoed die zou getuigen van het gore lef waarmee wij nogmaals een plaat zouden hebben aangeschaft die wij al in ons bezit hadden en die wij door onze eigen stomme schuld naar de vaantjes hadden geholpen? Het individu dat te hoog van de toren blaast wordt teruggeworpen op zichzelf: van stof en as zijt gij, en tot stof en as zult gij wederkeren: het voor de hand liggende katholiek schuldgevoel dat in de Griekse mythologie onder de noemer Hubris figureert en waar ook een vergeten denker als Ziggy Freud wel pap van lustte. Ik had in die tijd ook een van de eerste elektronische uurwerken gekregen van mijn nonkel Freddy die een zaak had van elektrische typemachines en digitale horloges. Ik was dol van angst dat het ding zou kapotgaan en toen het inderdaad na drie maanden stuk ging was ik dolgelukkig, ik was er van af, van dat vermaledijde ding waar de jongens in de klas mij toch zouden mee hebben uitgelachen mocht ik het ooit hebben getoond. Ik heb sindsdien nooit meer uurwerken of juwelen gedragen. Ik was onlangs aanwezig op de viering van het honderdste nummer van het chique modetijdschrift Elle te Brussel. Op het feest stond ik champagne te zuipen in het gezelschap van seksueel aantrekkelijke mannen en vrouwen die rijk en gelukkig waren. Ik zag er ook de bekende schrijfster Saskia De Coster, die ik een warm hart toedraag. Zij werd er gefotografeerd door een persmeute terwijl zij haar verloofde, net als Saskia een seksueel aantrekkelijke jonge vrouw, een hartstochtelijke kus op de mond gaf. Beiden droegen een mini-jurk en leuke schoenen met onsubtiel hoge hakken. Hun geluk ontroerde mij. Ik had onlangs een vraaggesprek gelezen met Saskia waarbij ik mij afvroeg: hoe is het zover kunnen komen? Het vraaggesprek handelde over het gebruik van de moderne media. Saskia zei: ‘mobiele telefoons speel ik vaak kwijt of ze worden gestolen, vandaar dat ik nu een rudimentaire GSM heb gekocht. Gewoon voor vijftig euro in een Marokkaanse winkel. Ik zou graag binnenkort een Ipad kopen, want mijn kindle is onlangs gepikt en daar stonden al mijn e-books op.’ Dat zei Saskia. Wanneer bezit als de normaalste zaak van de wereld wordt aanvaard is diefstal ook geen zonde meer. Technologische ontwikkeling dient beschouwd te worden als een teken van menselijke creativiteit. Maar het lijkt alsof die toestellen aan de bomen groeien en we zijn bereid er voor te betalen. Voedsel daarentegen schijnt tegenwoordig heel goedkoop te zijn. Economen verklaren: als het 10 euro kost om een telefoon te produceren en hij wordt verkocht voor 150 of 200 euro, dan vindt iedereen dat normaal. Wanneer groenten een euro kosten om te produceren en ze worden verkocht voor vijf cent meer, dan vindt iedereen dat schandalig. Op dat moment kwamen ze op dat feest rond met een schaal canapés met ganzenlever. Canapés waren in dit geval toastjes en geen divans. Dat meisje dat rond ging met de schaal was Franstalig, dus ze kende mij toch niet en ik nam er vijf tegelijk en propte ze in mijn bek. Het kon mij niet schelen, het was daar toch allemaal gratis. Ik diende te beamen: voedsel is inderdaad spotgoedkoop.

LUC DE VOS