NAAR AANLEIDING

Naar aanleiding van het in voege treden van het nieuwe jaar sprak mijn maat Rocky al glunderend: ‘Vos, nog honderdvijftig keer slapen en het zijn weer Gentse feesten, hoera!’

‘Rocky,’ zei ik, ‘zijt gij ook zulk een afteller wat datums op de kalender betreft?’ ‘Vanzelfsprekend, Vos! Hoe moeten wij anders de barre tijden van ontbering overleven wanneer wij niet met het verstrijken van de tijd dichter komen bij het vervullen van onze hoop en het verwezenlijken van onze verwachting. Hoop is het voorlaatste dat sterft, dat weet gij toch?’ ‘En wat is het laatste dat sterft, Rocky?’ ‘De humor, Vos, de humor, jongen, wist gij dat niet?’ ‘Neen, Rocky, dat wist ik niet.’ ‘Vos, gij denkt ook niet al te veel na over leven en dood, geloof ik, gelijk de meeste mensen. Het geestelijk bestaan van de meeste mensen bevindt zich in een vacuüm. Maar goed, Vos, gij zijt dus een afteller, heb ik begrepen, net als ik.’ ‘Jongen, Rocky, zwijgt er mij van,’ zei ik, ‘wat heb ik al zitten aftellen in mijn leven. Streepjes en kruisjes zetten, dagen doorstrepen op de kalender. In het leger was ik op den duur zelfs de uren aan het aftellen: nog 2938 uren te gaan. Het volgende uur: nog 2937 uren te gaan. Echt opschieten deed het niet, moet ik toegeven. Op de kostschool had ik een Druivelaar, de roemruchte katholieke scheurkalender, met de naamdagen van de heiligen erop, en met op de achterkant van die mopjes, genre: het is blauw en het weegt niet veel: lichtblauw. Elke avond voor het slapengaan was daar het gezegende moment waarop ik weer kon zeggen: alweer een dag voorbij waarvan ik dacht: hoe heb ik deze dag alweer overleefd? Altijd met het idee: ik ben in dit heden dan wel enorm veel miserie aan het verkopen, maar dat is allemaal niet erg. Later zal ik daarvoor beloond worden en zullen mijn inspanningen om dit ellendige rotbestaan te doorspartelen zeven maal zeventig maal beloond worden, omdat dat rechtvaardig is. Later in mijn leven ben ik dan toch vele malen blind in mijn ongeluk gelopen. Dus al die miserie had niet veel geholpen als louterende factor in het licht van een beloofde toekomstige rechtvaardigheid. Rockyboy, laten wij desondanks met de moed de wanhoop alweer onze blik op de toekomst richten. Ik moet u nog iets vertellen over de vorige Gentse Feesten. ‘Middenin de winter kan het nooit kwaad om over de Gentse Feesten na te denken,’ sprak Rocky. ‘Maar kom Vos, ga eerst aan tafel: ik heb een wild konijn met geuze op het vuur staan.’ Na de maaltijd zaten we samen uit te buiken aan het haardvuur, starend in de arabesken der likkende vlammen. Ik vertelde: ‘Ik had vorig jaar van iemand het officiële Gentse feestenprogramma gekregen en daarin stond onder andere een kort vraaggesprek met de organisator van de feestelijkheden op het Beverhoutplein. De goede man werd gevraagd waar hij dit jaar zoal naar uitkeek. Hij zei dat vooral de special act op 21 juli niet te missen zou zijn: ieder jaar hadden zij immers een grote naam die voorlopig geheim diende te blijven. Vorig jaar hadden ze Luc De Vos gehad en dit jaar hadden ze alweer een coryfee te strikken. Dat ging spannend worden, zeg! ‘Waren er ook een aantal missers geweest tijdens de feesten?,’ vroeg de verslaggever. Zo zei die man: ‘Ja, vorig jaar hadden we zonder namen te noemen een gastmuzikant die meer pinten op had dan goed voor hem was.’ Rocky zei: ‘gij waart het dus geweest, Vos, gij moet zo niet zitten blozen.’ Ik zei: ‘weet ge wat het is: tijdens de Gentse feesten gebeuren er allerlei dingen waar ik geen vat op heb. Maar ik zal over honderdvijftig dagen beter mijn best doen en mij goed voorbereiden wanneer de mensen mij nog eens vragen om een lied te komen zingen, als het God belieft. Ik heb er ontzettend veel spijt van, Rocky. Maar gedenk ook de wijze uitspraak van Freddy Mercury: soms is het beter spijt te hebben van iets dat u wel hebt gedaan dan van iets dat u hebt nagelaten te doen. Want ik had mij achteraf bekeken, uiteindelijk en in wezen toch wel geamuseerd daar op het Beverhoutplein.’

LUC DE VOS