ODO, DE WAAKHOND

Waarom rijden de rijkswachters eigenlijk niet meer met Porsches? En waarom moest er niemand lachen met mijn mop over die waakhond?

Vroeger hadden wij een fantastische waakhond, onze Odo. Telkens wanneer wij een inbreker hoorden inbreken dan maakten wij Odo wakker en dan begon hij meteen te blaffen. Ik vertelde die mop op een optreden ergens in de Kempen en de mensen bleven allemaal akelig stil. Ik had die mop niet aangekondigd. Misschien had ik moeten zeggen: en dan nu een mop over een waakhond die we eerst moesten wakker maken voor hij begon te blaffen. Het is veel makkelijker om een stil en geheimzinnig kunstenaar te zijn, zo iemand die niet veel zegt en daardoor van de weeromstuit enorm ernstig wordt genomen. Want de mensen denken: stille waters, diepe gronden. Maar veel kunstenaars verbergen met hun stilte het feit dat ze niet veel te melden hebben, denk ik. Ik was een beetje van mijn melk omdat mijn mop niet werkte en daar stond ik met mijn rode kop te zweten. Waarom rijden rijkswachters nooit meer met Porsches, vroeg ik mij in stilte af. Ik was geloof ik even mijn concentratie kwijt. In de jaren zeventig zag men ze voorbij zoeven. Machtige karretjes waren het. Blinkend wit met een volle rode streep over de hele lengte van het voertuig. Nu waren ze verdwenen. Waren er misbruiken geweest? Dat zal wel, dat soort dingen lokt misbruik uit. Natuurlijk zal er wel een keer een rijkswachter geweest zijn die dacht: ik ga hier eens flink op het gaspedaal duwen. Dit ondanks het feit dat er geen gangster in een BMW te achtervolgen was. En dan moest dat misbruik wellicht een of andere minister ter ore zijn gekomen die had gezegd: dat moet hier gedaan zijn met dat gratuite racen met die Porsches. Toen was het natuurlijk uit met de pret. Zo moet het zijn gegaan. Ik was blij met dit inzicht, alweer een raadsel opgelost. Toen we luttele seconden later een nieuw lied hadden ingezet met de band was ik de tekst van dat lied helemaal kwijt. Allemaal de schuld van die rijkswachtporsches. Dat is een schrikbeeld, waar ik soms ‘s nachts van wakker lig. We hebben ook al zoveel liedjes met de band vergaard in de loop der jaren. Vooral die teksten van die nieuwe liedjes, die durf ik wel eens kwijtraken ergens in de krochten van mijn verweerde hersenpan. Gelukkig viel de tekst mij toch nog te binnen toen het refrein aanbrak en de mensen dachten wellicht dat we iets instrumentaals aan het spelen waren, dus dat viel mee. Komaan, jongen, en nu concentreren, sprak ik tot mijzelf. Dat was dus niet goed. Eerst een mop vertellen die niemand begreep en vervolgens nog mijn tekst vergeten. In noodgevallen bestaat er een redmiddel om de show weer op de rails te krijgen: de door mij uitgevonden Olympische discipline van het plectrum–in-décolleté-werpen. Noem mij een seksist maar sommige dingen zijn gewoon leutig zonder antifeministisch te zijn. Een plectrum is een dingetje om aan snaren te pulken. Welk meisje vangt er zo’n leuk plectrummetje van Vossieboy in haar boezemgleuf!? Meteen stonden er drie meisjes vooraan die hun truitje ten dele naar beneden trokken om de offergave te ontvangen. Bij de eerste twee lukte het mij, onder luid applaus, de plectra, waarvan ik een hele verzameling bezit, in de boezems te mikken. Bij het derde zat ik ernaast. Dat meisje kwam achteraf in de kleedkamer vragen of ze nog een tweede kans kreeg. Ze heette Annie, zei ze. Onbeschaamd was zij, zoals alleen meisjes van achttien zo verrukkelijk onbeschaamd kunnen zijn omdat de wereld aan hun voeten ligt. Zij droeg een kanten zwarte bustenhouder die haar wulpse rondingen ternauwernood bedekte en zich goed zichtbaar verhief onder haar spannende jurk die het heelal deed wankelen. Ik wierp mijn dingetje in haar volle, bloeiende weelde. Ze kuste mij en verdween. Ik groet haar van hier uit: dag Annie, bedankt voor uw goedheid. Wellicht zal ik u nooit meer zien. Leef uw leven en vertel uw kinderen later over dit ene moment, dat ook mij bij zal blijven.

LUC DE VOS