ONZE RODE DUIVELS

Ik zei tegen mijn maat Rocky: ‘Rocky, ik ben een enorme fan van de Rode Duivels.’

‘Hebt gij die match gezien tegen Wales? Een heerlijk potje voetbal, ze waren op voorhand al gewonnen. Geplaatst voor Brazilië, en ja jongen, die goal van onze vriend Kevin, direct al één-nul. Wat was ik blij en tegelijk ook trots maar ook fier om een Belg te zijn, ik was meteen al mijn zorgen vergeten. Dat stadion, Rocky, helemaal uitverkocht! Vijftigduizend geestdriftigen zagen de onvermijdelijke zege voor hun ogen gestalte krijgen. Wat is voetbal toch een feest.’
‘Wel wel wel, Vos, proficiat, jongen. Gij zijt een echte fan, door dik en door dun, stel ik vast. Eén klein detail vergeet gij natuurlijk: het werd uiteindelijk een gelijkspel tegen Wales, dat is een onherbergzame streek in het westen van Groot- Brittannië en telt drie miljoen inwoners die zich bezig houden met het beschilderen van theeserviezen, de klompenmakerij en de pottenbakkerij. Tegen deze natie scoorde de toekomstige wereldkampioen een gelijkspel, aangevuurd door een dolgedraaide massa in het eigen stadion. Weet gij hoe ze uw soort noemen, Vos? In het Engels hebben ze daar een prachtige uitdrukking voor: fair weather friends, de vrienden van het goede weer. Wanneer de zon schijnt, dan zijn de mensen daar. Als het regent, dan blijven ze liever bij de stoof zitten. Waar waart gij, Vos, toen ik mij samen met nog drie andere onnozelaars in het Heizelstadion bevond in het jaar 2008 gedurende de voorronde van het WK in Vuvuzelia, de match tegen Luxemburg? Ik was daar, meneer, en ik moest zelfs niet in de rij staan voor een hotdog. En als gij niet in de rij moet staan voor een hotdog, dan smaakt een hotdog precies niet meer hetzelfde. De ploeg van Luxemburg bestond uit veeboeren die de volgende dag hun koeien moesten gaan melken. Het werd een gelijkspel. Na afloop riep ik: “vive les diables rouges!” naar onze jongens die de wanhoop nabij het veld af strompelden. Eén van hen keek in mijn richting, dankbaar voor zoveel vertrouwen. Het waren rotjaren voor de Duivels, niets leek nog te lukken, zij waren voor eeuwig verdoemd, in de steek gelaten door hun vrienden. Zelfs de klink van de kleedkamers was van de deur gevallen en ook de douches werkten niet. Zij moesten zich wassen met een washandje aan de lavabo. Vos, kent gij de Engelse uitdrukking: for better, for worse? In goede en in kwade dagen, wil dat zeggen. Nu gaat alles van een leien dakje, maar waar waren gij en die miljoenen fans van de Rode Duivels in die kwade dagen? Ik heb u niet gehoord of gezien, manneken.’
Met het schaamrood op mijn wangen stond ik me daar nu toch te zweten. En ik sprak: ‘Rocky, tot mijn grote spijt moet ik schuldig pleiten. Ik was er niet toen onze vrienden onze steun het hardst nodig hadden. Het is een wijze levensles die ik hier krijg. Maar ik kan u een en ander vertellen dat mij voor een stuk kan vrij pleiten van deze beschuldigingen van lafheid en laksheid van mijnentwege. Ik heb iets gelijkaardigs meegemaakt op Pukkelpop afgelopen zomer. Kent gij Johnny Borrell, neen zeker? Dat is de zanger van Razorlight, die band die zeven jaar geleden een paar wereldhits scoorde. Ik was er bij toen ze speelden in Brussel: de hele tent afgeladen vol en op haar kop. Maar pech achtervolgde Johnny, Razorlight splitte, en nu stond hij daar op Pukkelpop voor zeven man en een paardenkop te spelen. Hij was er precies niet bij met zijn gedachten. Gedurende het concert had de helft van het publiek de tent verlaten en er stond letterlijk nog drie man en die paardenkop, dat was ik. Op een bepaald moment dacht ik dat Johnny zijn gitaar op de vloer ging smijten en van pure miserie het strijdperk zou verlaten, ware het niet dat ik op dat moment brulde: “come on, Johnny!” Dat gaf hem frisse moed. Ik was hem nabij, om hem te steunen in goede en ook in een kwade dagen.
‘Dat was schoon van u, Vos,’ zei Rocky. ‘C’était formidable, zou ik bijna durven zeggen. Uw laffe meeloperij met de massa wordt u hierbij vergeven.’

LUC DE VOS